H1.4 Snelheid van een reactie

H1. 
§H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H1. 
§H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Welk van de volgende situaties zijn chemische reacties:
A
scheuren van papier
B
verdampen van water
C
verbranden van papier
D
ontleden van water

Slide 2 - Quizvraag

Bekijk de onvolledige reactievergelijking hiernaast. Welk getal moet i.p.v. X?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar: een exotherme reactie is altijd spontaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen

Je kunt na afloop van de les:

  • uitleggen wat de begrippen reactietijd en reactiesnelheid betekenen;
  • aangeven welke factoren de snelheid van een reactie beïnvloeden;
  • de invloed van elk van deze factoren op de reactiesnelheid toelichten;
  • met het begrip activeringsenergie uitleggen wat de invloed van het soort stof en een katalysator op de reactiesnelheid is.

Slide 5 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid is de snelheid waarmee een reactie verloopt.

Een reactie kan heel snel verlopen. Bijvoorbeeld een explosie.

Een reactie kan ook langzaam verlopen.
Bijvoorbeeld roesten van ijzer.






Slide 6 - Tekstslide

Reactietijd
De reactietijd is de tijd waarin een reactie plaats vindt.

Magnesium + zoutzuur —> magnesiumchloride + waterstofgas



Wanneer evenveel poeder of lint wordt gebruikt ontstaat evenveel waterstofgas.
Maar welke reactie gaat sneller en waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Reactiesnelheid vs reactietijd

Slide 8 - Tekstslide

Maak opgave 47 en 48
timer
0:05

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord 47 en 48

Slide 10 - Tekstslide

Effectieve botsing
Een reactie kan alleen plaatsvinden wanneer een botsing
effectief is. Dit betekent dat wanneer twee deeltjes met elkaar
botsen, twee nieuwe deeltjes ontstaan.

Slide 11 - Tekstslide

Ineffectieve en effectieve botsingen

Slide 12 - Tekstslide

Factoren
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid:
De concentratie, De temperatuur, De verdelingsgraad
De bovenstaande factoren kunnen worden verklaard met het
botsende deeltjes model.
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid ook:
De aard van de beginstoffen, Een katalysator
Deze factoren kunnen niet worden verklaard met het botsende
deeltjes model.


Slide 13 - Tekstslide

1) Concentratie
  • Hoe kleiner de concentratie, hoe minder deeltjes in dezelfde hoeveelheid vloeistof of gas.
  • Hoe minder deeltjes, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 14 - Tekstslide

2) Temperatuur
  • Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer de moleculen bewegen.
  • Hoe langzamer de moleculen bewegen, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 15 - Tekstslide

3) De verdelingsgraad
  • Hoe groter de verdelingsgraad, hoe groter het oppervlakte.
  • Hoe groter het oppervlakte, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe groter de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens 
deze drie stappen.



Slide 16 - Tekstslide

4) Aard van de beginstoffen
Magnesium reageert sneller met zoutzuur dan zink. Bij magnesium is blijkbaar minder energie nodig om de geactiveerde toestand te bereiken.

Slide 17 - Tekstslide

5) Katalysator
Een katalysator is een stof die de reactie versneld, maar niet wordt
verbruikt tijdens de reactie.
Na de reactie heb je de katalysator dus weer terug.

Maakt het uit hoe duur een katalysator is?
Een katalysator verlaagd de activeringsenergie

Een biologische katalysator wordt enzym genoemd.


Slide 18 - Tekstslide

Maak opgave 53 en 59
Gebruik de juiste scheikundige termen bij
het beantwoorden van deze vraag !
timer
0:05

Slide 19 - Tekstslide



Antwoord 
53

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord 59

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS1.4 (blz. 27-29)
Maak de vragen 47 t/m 59 (blz. 30-31)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan
je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.




Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video