Overhoren B brugklas online

Herhaling
- woorden van B
- zinnen van B
- werkwoord avoir
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
- woorden van B
- zinnen van B
- werkwoord avoir

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal de woorden naar het Frans

Slide 2 - Tekstslide

de familie

Slide 3 - Open vraag

de broer

Slide 4 - Open vraag

de zus

Slide 5 - Open vraag

de ouders

Slide 6 - Open vraag

de vriendin

Slide 7 - Open vraag

de leraar

Slide 8 - Open vraag

het mobieltje

Slide 9 - Open vraag

het probleem

Slide 10 - Open vraag

mooi

Slide 11 - Open vraag

heel / erg

Slide 12 - Open vraag

Het werkwoord avoir (hebben)
ik heb = j'ai
jij hebt = tu as
hij heeft = il a
zij heeft = elle a
wij hebben / men heeft = on a
wij hebben = nous avons
jullie hebben / u heeft = vous avez
zij hebben = ils ont (m) / elles ont (v)

Slide 13 - Tekstslide

ik heb
A
j'ai
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 14 - Quizvraag

wij hebben
A
j'ai
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 15 - Quizvraag

jullie hebben
A
j'ai
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 16 - Quizvraag

zij hebben (mannelijk)
A
j'ai
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 17 - Quizvraag

Vul nu zelf het werkwoord in

Slide 18 - Tekstslide

nous (avoir)

Slide 19 - Open vraag

ils (avoir)

Slide 20 - Open vraag

tu (avoir)

Slide 21 - Open vraag

ils (avoir)

Slide 22 - Open vraag

vous (avoir)

Slide 23 - Open vraag

De zinnen
Wat is het antwoord of wat was de vraag?

Slide 24 - Tekstslide

Tu habites où?
A
Tu habites à Rotterdam
B
J'habite à Rotterdam
C
Il habite à Rotterdam
D
Elle habite à Rotterdam

Slide 25 - Quizvraag

Tu as un portable?
A
Oui, tu as un portable.
B
Non, tu as un portable.
C
Oui, j'ai un portable.
D
Non, j'ai un portable.

Slide 26 - Quizvraag

Quel est ton numéro de téléphone?
A
J'ai 06 10 11 12 13
B
Je suis le 06 10 11 12 13
C
C'est 06 10 11 12 13
D
C'est le 06 10 11 12 13

Slide 27 - Quizvraag

J'ai douze ans.
A
Tu t'appelles comment?
B
Tu habites où?
C
Tu as quel âge?
D
Tu as un portable?

Slide 28 - Quizvraag

la fin

Slide 29 - Tekstslide