3M grammatica blok 3 les 2

Grammatica blok 3
Les 2
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica blok 3
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
In deze les leer je wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn.
Je leert ook wat voegwoorden zijn.
Verder herhaal je de woordsoorten.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg enkelvoudige en samengestelde zin


Bekijk de video op de volgende dia en beantwoord de vragen die in de video verstopt zijn.

Slide 3 - Tekstslide

6

Slide 4 - Video

01:15
Uit hoeveel persoonsvormen bestaat een samengestelde zin?
A
1
B
meer dan 1

Slide 5 - Quizvraag

01:15
De man sluit de winkel.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 6 - Quizvraag

01:15
Er komen te weinig klanten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quizvraag

01:15
Vraag: sleep de persoonsvormen.
Persoonsvormen
De
man
sluit
de
winkel,
want
er
komen
te
weinig
klanten.

Slide 8 - Sleepvraag

01:15
De man sluit de winkel, want er komen te weinig klanten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quizvraag

01:15
Uit hoeveel persoonsvormen bestaat een enkelvoudige zin?
A
1
B
meer dan 1

Slide 10 - Quizvraag

Die zanger deelde handtekeningen uit aan zijn fans.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quizvraag

Mijn oma is al oud, maar ze is nog heel actief.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 12 - Quizvraag

Ik zet mijn fietslamp aan, want het is erg mistig.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 13 - Quizvraag

Vanwege het slechte weer werd de prijsuitreiking van die wedstrijd naar binnen verplaatst.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 14 - Quizvraag

Mijn neefje en ik zijn gisteren naar een leuke tekenfilm wezen kijken.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 15 - Quizvraag

Wout had zich verslapen omdat zijn wekker kapot was.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 16 - Quizvraag

Uitleg voegwoorden
Ga naar blz. 141 in je boek en lees de gele tekst.
Beantwoord daarna de vragen in de volgende dia's.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

Die bomen worden gekapt, omdat er een nieuwe weg wordt aangelegd.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

Ik voetbal vaak, terwijl mijn zus liever tennist.

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

Najib kijkt vaak op de telefoon, want hij verwacht een belangrijke mail.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

De voetballer beging een kleine overtreding, maar hij kreeg toch een gele kaart.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

Selma zit op ballet en haar zus vindt dat ook erg leuk.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het voegwoord uit de onderstaande zin op.

Wij gaan op vakantie naar Noorwegen of we kiezen voor het buurland Zweden.

Slide 23 - Open vraag

Herhaling woordsoorten
In het volgende filmpje krijg je uitleg van:
werkwoord
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video

werkwoord
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
Dennis
heeft
tijdens
de
lockdown
op
internet
schoenen
gekocht.
nieuwe

Slide 26 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
In het volgende filmpje krijg je uitleg over het  persoonlijk voornaamwoord.
Beantwoord de vraag die in het filmpje verstopt zit.

Slide 27 - Tekstslide

1

Slide 28 - Video

01:12
Hoeveel persoonlijke voornaamwoorden staan in deze zin:

Wij willen graag dat hij aan ons zijn resultaten laat zien.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
In het volgende filmpje krijg je uitleg over het bezittelijk voornaamwoord.

Beantwoord de vraag die in het filmpje verstopt zit.

Slide 30 - Tekstslide

1

Slide 31 - Video

01:33
Hoeveel bezittelijke voornaamwoorden staan in de volgende zin:

Zij hebben hun honden in zijn weiland uitgelaten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Wederkerend voornaamwoord
In het volgende filmpje krijg je uitleg over het wederkerend voornaamwoord.

Beantwoord de vraag die in het filmpje verstopt zit.

Slide 33 - Tekstslide

1

Slide 34 - Video

00:30
Wat is het wederkerende voornaamwoord in de onderstaande zin?

Wij ergeren ons kapot aan de digitale lessen.

Slide 35 - Open vraag

Wederkerig voornaamwoord
In het volgende filmpje krijg je uitleg over het wederkerig voornaamwoord.

Beantwoord de vraag die in het filmpje verstopt zit.

Slide 36 - Tekstslide

1

Slide 37 - Video

00:25
Welke twee wederkerige voornaamwoorden zijn er?

Schrijf de woorden zonder komma op.

Slide 38 - Open vraag

Oefening
Ga naar je boek op blz. 140.
Ga naar tekst 2. De woorden waarachter een getal staat, moet je benoemen. 
De volgende dia's gaan hierover.

Slide 39 - Tekstslide

Televisieprogramma's (1)
A
znw
B
lw
C
bnw
D
vz

Slide 40 - Quizvraag

elkaar (2)
A
wederkerend vnw
B
wederkerig vnw
C
persoonlijk vnw
D
bezittelijk vnw

Slide 41 - Quizvraag

na (3)
A
znw
B
lw
C
ww
D
vz

Slide 42 - Quizvraag

gehad (4)
A
ww
B
znw
C
lw
D
bnw

Slide 43 - Quizvraag

men (6)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
znw

Slide 44 - Quizvraag

zich (7)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 45 - Quizvraag

het (8)
A
znw
B
lw
C
bnw
D
vz

Slide 46 - Quizvraag

ik (10)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 47 - Quizvraag

mijn (11)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 48 - Quizvraag

het (12)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
znw
D
lw

Slide 49 - Quizvraag

hij (13)
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 50 - Quizvraag

in (15)
A
znw
B
ww
C
vz
D
lw

Slide 51 - Quizvraag

mooie (16)
A
znw
B
ww
C
bnw
D
lw

Slide 52 - Quizvraag

EINDE

Slide 53 - Tekstslide