lezen h3/ tekstverbanden

lezen H 3
Lezen; Frituren maar
Herhaling signaalwoorden/ tekstverbanden
Maken opdr. 2+3
Opdracht 2 nakijken
Opdracht 3 maken

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lezen H 3
Lezen; Frituren maar
Herhaling signaalwoorden/ tekstverbanden
Maken opdr. 2+3
Opdracht 2 nakijken
Opdracht 3 maken

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1
1 een recept (van een website) 
2 drie ingrediënten en vijf benodigdheden 
3 aan de dots / zwarte bolletjes 
4 Nee; het gaat hier alleen om de dingen die je nodig hebt; een vaste volgorde doet er hier niet toe.  
5 vijf 
6 aan de nummers voor elke stap 
7 Ja; de volgorde is hier belangrijk: je kunt niet eerst stap 5 doen en dan pas stap 1.   

Slide 2 - Tekstslide

Theorie 
Chronologisch verband; vroeger, later, nu eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen etc. 

Opsommend verband; ten eerste, ten tweede, om te beginnen, verder, ten slotte, en , niet alleen, maar ook, getallen en dots

Slide 3 - Tekstslide

Theorie
Tegenstellend verband; maar, hoewel, tegenover, daarentegen, echter, toch, ofschoon, aan de ene kant/ aan de andere kant, ondanks dat etc. 

Toelichtend verband (voorbeeld); bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou etc. 

Slide 4 - Tekstslide

De volgende woorden zijn signaalwoorden van OPSOMMING.
A
ten eerste, ten tweede, ook verder
B
vervolgens, toen, terwijl, ten slotte
C
kwadraat, breuk, deelsom, optelsom
D
plus, min, eraf, erbij, keer

Slide 5 - Quizvraag

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 6 - Quizvraag

schema 

Slide 7 - Tekstslide

verwijder eerst het stickertje, druk daarna op de startknop. Wat zijn de signaalwoorden voor volgorde van tijd?
A
druk, eerst
B
startknop, daarna
C
verwijder, eerst
D
eerst, daarna

Slide 8 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 9 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 11 - Quizvraag

De volgende woorden zijn signaalwoorden van VOLGORDE VAN TIJD in een tekst.
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
1,2,3,4,5,6,7
C
eerst, daarna, vervolgens, toen
D
maar, waarom, hoezo, waartoe, echt niet.

Slide 12 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een opsomming?
A
Dat betekent dat er een som staat in de tekst.
B
Als er in een zin of tekst een opsomming wordt gemaakt van iets.
C
Dat betekent dat er iets wiskundigs wordt besproken in de tekst.
D
Als er een eind wordt gemaakt aan een verhaal.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2


3 stijl   –  manier van schrijven, schilderen, bouwen etc.

genre   –  soort; vooral een soort stijl in de kunst of kunstnijverheid.

ambitie –  streven om iets (groot en belangrijks) te bereiken

grand café(al. 4)     –  groot en fraai ingericht café, waar je vaak ook iets kunt eten

vergen   –  eisen; vragen; verlangen

geavanceerd (al. 5) –  zeer gevorderd op wetenschappelijk en/of technisch gebied

Slide 16 - Tekstslide

13 Om te beginnen – Verder – Ten slotte

14 (1) Je moet veel geduld hebben. (2) Je moet beginnen met een goedkope simpele dj-set. (3) Je moet na verloop van tijd een eigen “draai” aan je werk
geven.

15 toelichtend verband

16 ‘Ten slotte het belangrijkste: probeer na verloop van tijd een eigen “draai” aan je werk te geven.’ Het gaat hier om ‘een eigen “draai”’.


Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 3 afmaken

Huiswerk dinsdag opdracht 3
Maandag: moodboard--> neem plaatjes e.d. mee!!
Elke les een leesboek mee!
Toets Lezen H. 3 dinsdag 11 april

Slide 18 - Tekstslide