Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Hoofdstuk 3 - paragraaf 7 - deel 2
Zorg dat je Nederlands boek op tafel ligt en start LessonUp op.
1 / 18
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
18 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zorg dat je Nederlands boek op tafel ligt en start LessonUp op.
Slide 1 - Tekstslide
Doel vandaag
Aan het einde van de les weet je hoe je het onderwerp en de lijdend voorwerp kunt vinden in een zin.
Slide 2 - Tekstslide
Even herhalen....
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een werkwoordelijk gezegde?
A
Het woord dat voorop komt wanneer je de zin vragend maakt.
B
Het woord dat verandert wanneer je de zin in een andere tijd zet.
C
Alle werkwoorden die in de zin staan.
D
Het antwoord op de vraag: wie of wat?
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze in:
Ik was gister aan het voetballen.
A
was
B
was gister
C
was aan het voetballen
D
was voetballen
Slide 5 - Quizvraag
werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten
Slide 6 - Quizvraag
Onderwerp in een zin
1. Wie/wat + werkwoordelijk gezegde
2. Persoonsvorm van getal veranderen, van enkelvoud > meervoud of andersom. De persoonsvorm verandert dan ook.
Slide 7 - Tekstslide
Ik heb gisteren een kaart gekregen.
1. wie/wat + heb gekregen
onderwerp = ik
2.
Wij
hebben gisteren een kaart gekregen
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het onderwerp?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Meneer Johan legt het onderwerp uit.
A
Meneer Johan
B
Meneer
C
Johan
D
uit
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 11 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Slide 12 - Tekstslide
Een zin heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Alle werkwoorden in de zin
B
Vragend maken, hij komt vooraan.
C
Wie of wat + gezegde + onderwerp?
D
Wie of wat + persoonsvorm?
Slide 14 - Quizvraag
Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Klas 1KG leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 1KG
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden
Slide 16 - Quizvraag
De conducteur knipt de kaartjes. Wat is het lijdend voorwerp?
A
De conducteur
B
Knipt
C
De kaartjes
D
Geen idee
Slide 17 - Quizvraag
Maken/huiswerk
Opdracht 1
: (laatste 2 punten: onderwerp en lijdend voorwerp)
Opdracht 12 t/m 14
Opdracht 17 en 18
Opdracht 22 en 23
Slide 18 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Hoofdstuk 3 - paragraaf 7 - deel 2 + 3
7 dagen geleden
- Les met
24 slides
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mei 2022
- Les met
44 slides
Taal
Primary Education
Woordvolgorde
Juni 2022
- Les met
24 slides
English
Tertiary Education
SMS klas 5; het lijdend voorwerp thema 3.
Maart 2022
- Les met
49 slides
Taalles
Primary Education
Age 10,11
Les 4: lijdend en meewerkend voorwerp
Februari 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs