Herhalingsles 4.5 t/m 4.8 - sporten

Herhaling basisstof 4.5 t/m 4.8
Thema 4 - Sporten
Leerjaar 1
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling basisstof 4.5 t/m 4.8
Thema 4 - Sporten
Leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
Herhalen we 4.5 t/m 4.8
Zorg je er voor dat je al het huiswerk af maakt t/m 4.8 voor maandag 22 maart a.s.

Maandag oefentoets hoofdstuk 4 (digitaal) + laatste kans huiswerk af te maken in de les.
Toets thema 4: op vrijdag 9 april (digitaal).

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Er verschijnen steeds enkele vragen die je moet beantwoorden, daarna volgt de eventuele instructie om de juiste antwoorden verder te verklaren.

Tip: Doe goed mee!

Slide 3 - Tekstslide

Welk onderdeel hoort niet bij de wervelkolom?
A
Halswervels
B
Heiligbeen
C
Ribben
D
Staartbeen

Slide 4 - Quizvraag

Welke vorm heeft de wervelkolom?
A
S-vorm
B
Dubbele e-vorm
C
Dubbele s-vorm
D
E-vorm

Slide 5 - Quizvraag

wervelkolom

Slide 6 - Tekstslide

Goed tillen gebeurt met gebogen rug en met rechte knieën.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin hoort niet bij een goede tilhouding (instructie)?
A
Til niet te veel in eens
B
Sta recht voor de last (datgene wat je gaat tillen)
C
Houd de last dicht bij je lichaam
D
Til vanuit je rug

Slide 8 - Quizvraag

op een juiste manier tillen

Slide 9 - Tekstslide

Lichaamshouding
= De manier waarop je staat of zit

- verkeerde lichaamhoudiing = gevolg rugpijn en/of nekpijn

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Ik welke voedingsstof zit de meeste energie?
A
Vitaminen
B
Water
C
Eiwitten
D
Koolhydraten

Slide 12 - Quizvraag

Je spieren hebben energie nodig om te bewegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Brandstoffen -> Energie
Koolhydraten zoals suiker en zetmeel

Slide 14 - Tekstslide

Lichamelijke inspanning

Veel lichamelijke inspanning 
=
veel energie nodig



Slide 15 - Tekstslide

Hoe maakt ons lichaam energie?
A
Door beweging
B
Door zuurstof
C
Door verbranding
D
Door eten

Slide 16 - Quizvraag

welk verbrandingsreactie is juist opgeschreven?
A
glucose + koolstofdioxide = energie + afvalstoffen
B
glucose + zuurstof => energie + afvalstoffen
C
Zuurstof + water = energie + afavalstoffen
D
Glucose + water = energie + zuurstof

Slide 17 - Quizvraag

Welke afvalstoffen ontstaan er bij verbranding?
A
koolstofdioxide en water
B
energie en water
C
koolstofdioxide en zuurstof
D
energie en koolstofdioxide

Slide 18 - Quizvraag

Formule verbranding
verbranding = de afbraak van glucose in cellen

Slide 19 - Tekstslide

Tijdens het sporten gaat je hart LANGZAMER / SNELLER kloppen
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 20 - Quizvraag

4.5 Uithoudingsvermogen

  • Als je een stuk gaat lopen, hebben je spieren energie nodig. Die energie komt vrij bij de verbranding. 
  • Harder lopen = cellen in spieren hebben meer energie nodig.
  • Grotere inspanning = meer verbranding. 
  • Meer verbranding = meer brandstof en zuurstof nodig. 
  • Meer zuurstof = snellere en diepere ademhaling. 
  • Ook andere organen werken harder: bijv hart klopt sneller. 

Slide 21 - Tekstslide

Als je te weinig drinkt tijdens het sporten, heb je kans op uitdroging
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Eten 

Krachtsporter = eiwitten 
(vlees eieren)

Duursporter = koolhydraten (pasta, brood)

Slide 23 - Tekstslide

Drinken
Vocht aanvullen tegen uitdroging.

Uitdroging: hoofdpijn, misselijk, duizelig, kramp

Water drinken!!

Slide 24 - Tekstslide


Tijdens de warming up neemt de temperatuur toe in de spieren

A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Hoe voorkom je blessures?
  • Kleding en beschermende middelen
  • Intapen
  • Warming-up (goed doorbloede spieren)
  • Cooling-down (afvalstoffen goed afvoeren)

Slide 26 - Tekstslide

warming-up
  • Lichaam voorbereiden
  • spieren laten bewegen, er stroomt dan bloed door de spieren en je spieren worden warm
  • warme spier trekt makkelijk samen en is minder snel overbelast
  • voorkomt blessures aan je gewrichten(verstuiking,ontwrichting)

Slide 27 - Tekstslide

Welk soort blessure zie je hier?
A
Verzwikking
B
Spierscheuring
C
Kneuzing
D
Spierpijn

Slide 28 - Quizvraag

spierkneuzing
kneuzing van weefsel

Slide 29 - Tekstslide

Kneuzing, verzwikking of ontwrichting

VERZWIKKING = kneuzing gewricht

de banden rekken op of scheuren

Slide 30 - Tekstslide

Wat voor blessure is dit?
A
Botbreuk
B
verzwikking
C
ontwrichting
D
verstuiking

Slide 31 - Quizvraag

Ontwrichting

Slide 32 - Tekstslide

De arm is uit de kom
Blauwe plek door stomp
Enkel klapt dubbel
Een arts moet de botten zetten
Kuitspier is beschadigd bij een zweepslag
Botbreuk
Kneuzing
Ontwrichting
Spierscheuring
Verzwikking

Slide 33 - Sleepvraag

de gerwrichtskogel is uit de kom geschoten
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
spierscheuring
D
verzwikking

Slide 34 - Quizvraag

spierkramp ontstaat door
A
overbelasting
B
langdurige belasting
C
plotselinge belasting
D
geen warming up

Slide 35 - Quizvraag

Spierkramp en spierscheuring 

Spierkramp:  een spier trekt zich plotseling heel sterk samen.
Je moet stoppen met de beweging, ga je door dan kan de spier scheuren. 
Een plotselinge spierscheuring = een zweepslag
Spierkramp en spierscheuring

Slide 36 - Tekstslide


Een van de veelvoorkomende blessures aan je botten zijn botbreuken. Je ziet hier een botbreuk bij een wielrenner. Welk bot is hier gebroken?
A
Opperarmbeen
B
Sleutelbeen
C
Schouderblad
D
Rib

Slide 37 - Quizvraag

Botbreuk
Op röntgenfoto's zijn botbreuken goed te zien.

Met gips of met schroeven en platen vastgemaakt

Slide 38 - Tekstslide

Hoofdstuk helemaal afmaken!
Maandag laatste kans - cijfer berekent
Oefentoets

Slide 39 - Tekstslide