carnaval

'n carnavalsquizke
Hoe 'n goeie carnavaller ben de gij?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

'n carnavalsquizke
Hoe 'n goeie carnavaller ben de gij?

Slide 1 - Tekstslide

Ronde 1: ken uw omgeving
Je krijgt tien plaatsen te zien met de carnavalsnaam. 
Noteer de 'normale' naam van het dorp.
Je krijgt steeds 30 seconden de tijd. 

Slide 2 - Tekstslide

Oeteldonk
timer
0:30

Slide 3 - Open vraag

Bavoaonenland
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

Schoenlapperslaand
timer
0:30

Slide 5 - Open vraag

't Kielegat
timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

Kruikenstad
timer
0:30

Slide 7 - Open vraag

Lees het gedicht goed door,

wat betekenen de woorden?
Alaaf, alaaf, alaaf
in de verte
maken wagens zich op
om als ‘n lange sliert te trekken
door feestvierdersland

klinkt hoempapamuziek
die carnavalsgasten
in stemming brengt
voor drie dagen jolijt

wordt problematiek
op kritische wijze
onder de loep genomen
hilarisch uitgedost

zetelt de prins met zijn gevolg
hoogverheven
om spijkers met koppen te slaan
bij witte schuimkragen

brengen onderdanen
een veelvuldig alaaf als groet
aan het koninkrijk der zotten
tot ontnuchtering zich aandient

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met 'spijkers met koppen slaan'?

A
iemand met de hamer op het hoofd slaan
B
goede afspraken maken
C
het juiste gereedschap gebruiken
D
doortastend optreden

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent 'jolijt'?
A
vrolijkheid
B
dronkenschap
C
chagarijn
D
vriendschap

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'onder de loep genomen'?
A
een vergrootglas
B
speciale carnavalssoep
C
onder de bar kijken
D
uitpluizen

Slide 11 - Quizvraag

Ronde 2: witte gij 't 
  • weetjes rondom carnaval
  • je krijgt een aantal meerkeuzevragen

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer start carnaval?
timer
0:45
A
11 weken na Kerstmis
B
11 weken voor Hemelvaart
C
40 dagen voor Pasen
D
40 dagen na Kerstmis

Slide 13 - Quizvraag

Waar is de term carnaval van afgeleid?
timer
0:45
A
carne levare: weghalen van vlees
B
van het Italiaanse carni vales dat in Venetië werd gevierd
C
de wagen in de optocht is de kar na de val
D
carrus navalis: de scheepswagen in de optocht

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de achterliggende gedachte van carnaval?
timer
0:45
A
de omgekeerde wereld beleven
B
reden om je te vergrijpen aan een ander
C
jaarlijkse zuippartij
D
laatste keer zondigen voor het vasten

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemde men destijds carnaval?
timer
0:45
A
de ommegang
B
vastelavond
C
vastenavond
D
polonaise

Slide 16 - Quizvraag

Hoelang duurde carnaval oorspronkelijk?
timer
0:45
A
vier dagen: zaterdag tot en met dinsdag
B
drie dagen: zondag tot en met dinsdag
C
twee dagen: maandag en dinsdag
D
één dag: dinsdag

Slide 17 - Quizvraag

Waarom is vastelavond veranderd in vastenavond?
timer
0:45
A
Het woord was te seksueel getint.
B
In de middeleeuwen sprak met de n uit als een l.
C
Door de taalverandering is de spelling aangepast.
D
Het woord is verbasterd.

Slide 18 - Quizvraag

Waarom verkleedt men zich met carnaval?
timer
0:45
A
om onherkenbaar te zijn
B
vanwege de sociale omkering
C
om de ander angst aan te jagen
D
vanwege de gelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de symboliek van het getal 11?
timer
0:45
A
de 11/11 is 11 weken voor carnaval
B
de 11/11 is het startschot voor carnaval
C
11 is het gekkengetal
D
er waren 11 apostelen in de Bijbel

Slide 20 - Quizvraag

Waarom startte men met de carnavalsoptocht?
timer
0:45
A
om de nieuwe baas van Keulen voor gek te zetten
B
om de Raad van elf jaarlijks te introduceren
C
om de sociale omkering van de stad te benadrukken
D
om carnaval te openen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom dragen ze in veel Brabantse dorpen en steden de kiel?
timer
0:45
A
vanwege de Bredase invloed
B
vanwege het platteland
C
vanwege de nivellering
D
vanwege het spotten met de vlinderdas

Slide 22 - Quizvraag

Hoe ziet de oorspronkelijke polonaise eruit?
timer
0:45
A
je rechterhand op de schouder van de voorganger
B
je handen om de heupen van je voorganger
C
je rechterhand omklemt de rechterhand van je voorganger
D
je neus bij de kont van je voorganger

Slide 23 - Quizvraag

Wat is tonpraoten?

Slide 24 - Open vraag