Differentiëren - zinsontleding

Zinsontleding
t/m bijwoordelijke bepaling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
t/m bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

De koning gaf de hofhouding een smakelijke verrassing tijdens de feestdagen.

Benoem het meewerkend voorwerp

Slide 2 - Open vraag

Ze brachten hem direct naar het ziekenhuis.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 3 - Open vraag

Wij gaan met de trein naar Amsterdam.

Benoem het zinsdeel: 'met de trein'
Zinsdeel zonder de of het ervoor!!!

Slide 4 - Open vraag

Bedenk een zin met een meewerkend voorwerp.

Slide 5 - Open vraag

Rood: herhaling theorie zinsdelen

Groen: zelfstandig opdrachten maken 

Paars: verdieping als de theorie duidelijk is en opdracht 1 + 2 duidelijk zijn.  

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen

Slide 7 - Tekstslide

De prijzen zouden verhoogd moeten worden.
De prijzen zullen verhoogd moeten worden.
Waarom heb je dat niet eerder gezegd.
Waarom had je dat niet eerder gezegd.

Leg aan de hand van deze vier zinnen uit hoe je de persoonsvorm in een zin herkent. Benoem daarnaast het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Ik heb een doos bonbons aan mijn moeder gegeven. 
De regering geeft het onderwijs extra geld. 

Leg aan de hand van deze zinnen uit hoe je het lv en het mv kunt vinden. 

Slide 9 - Tekstslide

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 10 - Sleepvraag

Bijwoordelijke bepaling

De meeste druiven komen uit Frankrijk. 

Leg aan de hand van de bovenstaande zin de bijwoordelijke bepaling uit. 

Slide 11 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Oefening
Ontleed de volgende zinnen zoals in het voorbeeld: 
Met goed weer gaan we altijd in de Waal zwemmen.
pv: gaan 
wwg: gaan zwemmen
ow: we
bwb: Met goed weer, altijd, in de Waal 

pv, wwg, ow, lv, mwv, bwb 
1. Volgende week heeft deze supermarkt weer leuke aanbiedingen.
2. Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.
3. Het Nederlands vrouwenelftal verloor in Helsinki in de laatste minuten van de verlenging de have finale.
4. Bij de opening van de schouwburg hebben ze alle bezoekers een drankje aangeboden.

Slide 14 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 15 - Sleepvraag

Plusopdracht 
Lees de onderstaande zinsconstructies.
A. Welk zinsconstructie bestaat niet? Leg uit.
B. Formuleer bij de overige zinsconstructies een correcte zin. 

1. bwb - pv - ow - lv 
2. ow - pv - lv - bwb - wwr
3. bwb - pv - ow - lv - mv - wwr
4. ow - lv - pv - bwb - wwr

Klaar? Vraag de docent om de antwoorden na te kijken. 

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
De nieuwe speler| is |in onze wijk| komen wonen.

nieuwe = bijvoeglijke bepaling bij speler (welke/wat voor speler?)
onze = bijvoeglijke bepaling bij wijk (welke/wat voor wijk?)
Bij een zelfstandig naamwoord kan meer dan één bijvoeglijke bepaling staan.

Slide 18 - Tekstslide