Ontleden

Taalverzorging 
Deel 1: ontleden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 
Deel 1: ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Markeer in de volgende zinnen het onderwerp, lijdend voorwerp en/of meewerkend voorwerp.
  1. Zij gaf hem een verjaardagscadeau.
  2. Ik heb hen het bericht gestuurd.
  3. De docent legt hun de grammatica uit. 
  4. Heeft Jonas jou uitgenodigd?
  5. Wij sturen haar een kaartje. 

Volgorde:
1. Wie of wat + gezegde? = onderwerp 
2. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp
3. Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +(lijdend voorwerp)? = meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Eerst het onderwerp... 
Zij gaf hem een verjaardagscadeau.
Ik heb hen het bericht gestuurd.
De docent legt hun de grammatica uit. 
Heeft Jonas jou uitgenodigd?
Wij sturen haar een kaartje. 

Volgorde:
1. Wie of wat + gezegde? = onderwerp
2. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp 
3. Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +(lijdend voorwerp)? = meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp...
Zij gaf hem een verjaardagscadeau.  
Wie of wat gaf zij? een verjaardagscadeau
Ik heb hen het bericht gestuurd.
Wie of wat heb ik gestuurd? het bericht
De docent legt hun de grammatica uit. 
Wie of wat legt de docent uit? de grammatica
Heeft Jonas jou uitgenodigd?
Wie of wat heeft Jonas uitgenodigd? jou
Wij sturen haar een kaartje. 
Wie of wat sturen een kaartje? Wij

Volgorde:
1. Wie of wat + gezegde? = onderwerp 
2. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp 
3. Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +(lijdend voorwerp)? = meewerkend voorwerp 

Slide 4 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp...
Zij gaf hem een verjaardagscadeau.  
Aan wie of wat gaf zij een verjaardagscadeau? aan hem
Ik heb hen het bericht gestuurd.
Aan wie of voor wie heb ik het bericht gestuurd? aan hen
De docent legt hen de grammatica uit. 
Aan wie of voor wie legt de docent de grammatica uit? aan hen
Heeft Jonas jou uitgenodigd?
Aan wie of voor wie heeft Jonas uitgenodigd? geen antwoord op mogelijk
Wij sturen haar een kaartje. 
Aan wie of voor wie sturen wij een kaartje? aan haar

Volgorde:
1. Wie of wat + gezegde? = onderwerp 
2. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp 
3. Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +(lijdend voorwerp)? = meewerkend voorwerp 

Slide 5 - Tekstslide

Nu een filmpje over:
-Wat een bijwoordelijke bepaling is
-Hoe je een bijwoordelijke bepaling kan vinden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Bijwoordelijke bepaling
  1. waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  2. wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  3. hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 8 - Tekstslide

  1. Ik geef morgen een cadeau aan Linde.
  2. Morgen ga ik naar mijn oma.
  3. Hans zit op een mooi bankje.
  4. Om half één ga ik naar de huisarts.
  5. Ik zie een mooie, rode auto op het fietspad rijden.

Ontleed onderstaande zinnen.
Benoem de zinsdelen ow, pv, wwg, lv, mw en bwb.

Slide 9 - Tekstslide

  1. Ik / geef / morgen / een cadeau / aan Linde.
  2. Morgen / ga / ik / naar mijn oma.
  3. Hans / zit / op een mooi bankje.
  4. Om half één / ga /  ik / naar de huisarts.
  5. Ik / zie /  een mooie, rode auto/ op het fietspad / rijden.

Ontleed onderstaande zinnen.
Benoem de zinsdelen ow, pv, wwg, lv, mw en bwb.
ow
ow
ow
ow
ow
pv
pv
pv
pv
pv
wwg
wwg
wwg
wwg
wwg
wwg
lv
lv
mw
bwb
bwb
bwb
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 10 - Tekstslide

Extra oefeningen bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1 (zie de classroom) 
Maak deze opdracht in tweetallen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link