§4 aanw.vnw en vr.vnw

Lesregels
  • Tijdens stillezen lees je in je eigen leesboek; er komt geen geluid uit je (op wat voor manier dan ook). Je gaat ook niet op andere manieren met elkaar communiceren.
  • Heb je je (Nederlandstalige) leesboek niet bij je, dan ben je onvoorbereid in de les en kom je er niet in.
  • Ga je in discussie over deze regels of over een maatregel van mij, dan ga je eruit. Een gesprek vindt na de les plaats.

Keuze:
Je doet mee met de hele les of je gaat eruit. Je meldt je dan bij de teamleider, de heer Van Nuil, of bij lokaal 3.22.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesregels
  • Tijdens stillezen lees je in je eigen leesboek; er komt geen geluid uit je (op wat voor manier dan ook). Je gaat ook niet op andere manieren met elkaar communiceren.
  • Heb je je (Nederlandstalige) leesboek niet bij je, dan ben je onvoorbereid in de les en kom je er niet in.
  • Ga je in discussie over deze regels of over een maatregel van mij, dan ga je eruit. Een gesprek vindt na de les plaats.

Keuze:
Je doet mee met de hele les of je gaat eruit. Je meldt je dan bij de teamleider, de heer Van Nuil, of bij lokaal 3.22.

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie aanw.vnw + vr.vnw
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.


timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)

Slide 3 - Tekstslide

Voornaamwoord
  • een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding
  • vervangt een (zelfstandig) naamwoord
  • acht verschillende soorten (wij behandelen vandaag 2 voornaamwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord

  • wijst naar personen en zaken
  • voorbeelden: die, deze, zulke

Voorbeeld: Pieter heeft dezelfde schoenen als ik.

Slide 5 - Tekstslide

Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
"Ik wil niet weggaan in m'n eentje,
maar deze avond is geen feestje."
timer
0:30

Slide 6 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
  • staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.
  • vervangt een persoon of ding
  • voorbeelden: wie, wat, welke, wat voor (een)

Voorbeeld:
Wat voor telefoon heb jij? 

Slide 7 - Tekstslide

In tweetallen
Bedenk twee zinnen, beide met een aanwijzend en een vragend voornaamwoord.
timer
2:30

Slide 8 - Tekstslide

Hulpkaart
Vul nu, indien nodig, je hulpkaart aan met de informatie over het aanwijzend en vragend voornaamwoord.

Niet nodig / klaar?
C5 grammatica §4 maken opdr. 1 en 3


timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
C5 grammatica §4 maken opdr. 1, 3 en 5
Je maakt de opdrachten individueel. Als je ergens niet uitkomt, haal je eerst de theorie erbij. Weet je het dan nog niet, dan kan je het zachtjes aan je buurvrouw of -man vragen.

We bespreken dit klassikaal na 15 minuten.

Klaar? Maak opdracht 2 van §4 en lees theorie §6 werkwoorden.
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Di 5-3:
Grammatica §4 
opdracht 1, 3 en 5 af
+ lezen theorie §6 werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf op een blad / blaadje
Ik kan het aanw.vnw herkennen en benoemen.

0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf op een blad / blaadje
Ik kan het vr.vnw herkennen en benoemen.

0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji.
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide