Klas 2 - Spelling - Engelse werkwoorden

WELKOM

Bij Nederlands
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM

Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

10 MIN. 
LEZEN
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG

  • Wat moet je leren voor de toets?
  • Nakijken spelling (blz. 66)
  • Engelse werkwoorden 
  • Vragen over de toets?
  • Quiz

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken spelling (blz. 66)

Opdracht 1, 2 en 3

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga je leren vandaag?

  • De spelling van Engelse werkwoorden


Lezen/maken: spelling (blz. 68)
Opdracht: 1, 2, 3

Dit kijken we over 10 min. na!


Slide 5 - Tekstslide

Heb je nog vragen over de toets?

Proefwerk over hoofdstuk 1 en 2: 
  • Woordenschat
  • Grammatica zinsdelen
  • Grammatica woordsoorten
  • Spelling
  • Spelling werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Quiz 

(10 vragen over koppelwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden, naamwoordelijk gezegde) 

Slide 7 - Tekstslide

In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 9 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde heeft:
A
minstens twee werkwoorden
B
meestal één koppelwerkwoord
C
tenminste één zelfstandig werkwoord
D
meestal geen werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN koppelwerkwoord?
A
gaan
B
lijken
C
worden
D
schijnen

Slide 11 - Quizvraag

Kan 'is' een koppelwerkwoord zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Een 'hulpwerkwoord' kom je tegen in een:
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
C
werkwoordelijk én naamwoordelijk gezegde
D
geen enkel gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
B
kan als enige werkwoord in een zin staan
C
is het belangrijkste werkwoord in een zin
D
schijnen, blijken, lijken, worden, zijn, blijven

Slide 14 - Quizvraag

Een zelfstandig werkwoord geeft...
A
een gevoel aan
B
een reden aan
C
een actie aan

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig werkwoord?
A
fietsen
B
hebben
C
zijn
D
stelen

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb gegeten
Het zelfstandig werkwoord is:
A
heb
B
ik
C
gegeten
D
er zit geen werkwoord in de zin

Slide 17 - Quizvraag

Succes met leren!!!





Als je nog vragen over de toets hebt, kun je mij mailen:
n.schuiling@o2g2.nl

Slide 18 - Tekstslide