Start Organen en cellen M3

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, mavo
• Leerjaar 1

Biologie

Mevrouw De Rue

Dinsdag en donderdag
(2x per week)

Thema 1 Biologie voor jou

[e-mail]

Thema 1

Microscopie op woensdag 14, 21, 28 september

14e oefenen

21e en 28e voor een cijfer

Week 40 toets thema 1 (1.1 t/m 1.7)

Twee paragrafen per week

Regels

• Je komt rustig binnen, gaat zitten en pakt je boek erbij
• We hebben vaste plekken in dit lokaal 
• Vraag of opmerking? Steek je vinger omhoog en krijg de beurt.
• Als iemand spreekt zijn de anderen stil.
• Respect. Er zijn geen domme vragen en we lachen elkaar nooit uit.
• Heb je een tip voor mij? Voel je vrij die na de les aan mij te geven.

Organismen

Levenskenmerken

Groei, ontwikkeling, reageren op prikkels, beweging, stofwisseling, voeding, ademhaling, uitscheiding, voortplanting

Is een cyborg een organisme?

Groei en ontwikkeling

Lichamelijk

Geestelijk

Motorisch

Levensfasen

Zelfstandig werken

• Lees de tekst
• Maak deze opdrachten van basisstof 1: 1, 2, 4, 5, 6, 7
• Klaar? Maak een mindmap, begrippenlijst of samenvatting van basisstof 1 

Voorkennis organen en cellen

10 Ja/Nee vragen

8 Meerkeuze vragen en

2 open vragen

Onderdeel A: Ja/Nee

Er volgen hierna 10 ja/nee vragen.

Geef bij elke vraag aan of de bewering klopt of niet.

1. Is een orgaanstelsel een groep organen die samenwerken?

1. Ja
2. Nee

2. Regelt de celkern alles wat er in de cel gebeurt?

1. Ja
2. Nee

3. Kun je met deel 4 de
hoeveelheid licht regelen?

1. Ja
2. Nee

4. Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?

1. Ja
2. Nee

5. Is de tubus aangegeven met nummer 6?

1. Ja
2. Nee

6. Zitten er wortelharen aan het uiteinde van de hoofdwortel?

1. Ja
2. Nee

7. Hebben dierlijke cellen een celwand?

1. Ja
2. Nee

8. Noem je de cellen van een plant plantaardige cellen?

1. Ja
2. Nee

9. Zitten vacuolen in de kern van een plantencel?

1. Ja
2. Nee

10. Kijk je door het oculair van een microscoop?

1. Ja
2. Nee

Onderdeel B: Meerkeuze

Er volgen hierna 8 meerkeuze vragen.

Geef bij elke vraag aan welk antwoord juist is.

11. Tot welk orgaanstelsel
behoort dit orgaan?

1. Ademhalingsstelsel
2. Verteringsstelsel
3. Bloedvatenstelsel

12. Welk orgaan wordt
aangegeven met nummer 3?

1. Hart
2. Lever
3. Maag

13. Welke onderdelen van
deze plantaardige cel komen
ook bij dierlijke cellen voor?

1. 1, 2 en 5
2. 1, 3 en 5
3. 2, 3 en 6
4. 2, 5 en 6

14. Vormen de spieren van je lichaam samen een cel, een orgaan of een orgaanstelsel?

1. Cel
2. Orgaan
3. Organenstelsel

15. Welk van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?

1. Hart
2. Holle ader
3. Lever
4. Ruggenmerg

16. Zet de woorden in de juiste volgorde van groot naar klein.

1. Cel – organisme – orgaan – orgaanstelsel.
2. Orgaan – orgaanstelsel – cel – organisme.
3. Organisme – orgaan – orgaanstelsel – cel.
4. Organisme – orgaanstelsel – orgaan – cel.

17. Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?

1. Celkern
2. Celwand
3. Vacuole

18. In een cel ontstaan er twee kernen. Hoe noem je dit?

1. Celdeling
2. Kerndeling
3. Plasmagroei
4. Insnoering

1.1 Organismen

Lees de tekst

Maak de opdrachten