1.5 Feit, mening en argument en 1.6 Aantekeningen maken en samenvatten

§1.5 Feit, mening en argument
Welkom!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§1.5 Feit, mening en argument
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:

Je weet wat een feit is.
Je weet wat een mening is.
Je weet wat een argument is. 

Slide 2 - Tekstslide


Een terugblik op de vorige les:
Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen en alinea's?
A
trefwoorden
B
signaalwoorden
C
uitdrukkingen
D
werkwoorden

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Echter' aan?
A
OORZAAK-GEVOLG
B
TIJD
C
TEGENSTELLING
D
CONCLUSIE

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Zoals' aan?
A
OORZAAK-GEVOLG
B
TIJD
C
TEGENSTELLING
D
TOELICHTING

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Doordat' aan?
A
OORZAAK-GEVOLG
B
TIJD
C
TEGENSTELLING
D
TOELICHTING

Slide 8 - Quizvraag

      Teksten kunnen feiten, meningen of argumenten bevatten.

Slide 9 - Tekstslide

signaalwoord van reden:

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf een feit op:

Slide 11 - Woordweb

Feiten
  • Ananas heeft twee jaar nodig om te groeien.
  • Het eerste mobiele telefoongesprek werd gedaan op 3 april 1973 in New York City.
  • Een paard drinkt gemiddeld 30 tot 60 liter water per dag!

Slide 12 - Tekstslide

8 feiten over jouw hart
  1. Je hart weegt tussen de 250 en 300 gram.

  2. De harten van vrouwen kloppen sneller.
  3. Voldoende slaap helpt om je hart gezond te houden.
  4. Teveel slaap is ook niet goed voor je hart.
  5. Je hartslag schommelt de hele dag door.
  6. Je hart is een spier
  7. Wandelen is goed voor je hart.
  8. Je hart zit ongeveer in het midden van het lichaam.

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf een mening op:

Slide 14 - Woordweb

Meningen
  1. Ik vind spruitjes lekker maar mijn vriendin vindt ze lekker.
  2. Ik vind jou vervelend.
  3. Polen betalen geen belasting. 

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf een argument op:

Slide 16 - Woordweb

Sterke argumenten:

  • Een sterk argument is juist en vaak onderbouwd met feiten   en of wetenschappelijke onderzoeken. 
  • Een sterk argument gaat over het onderwerp of de discussie en wijkt daar niet van af. 

Slide 17 - Tekstslide

Zwakke argumenten / drogredenen

  • Zwakke argumenten zijn vaak subjectief en niet verder         onderbouwd.
  • Zwakke argumenten zijn onjuiste argumenten. De     informatie klopt niet.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video


Geef nu zelf een voorbeeld van een drogreden:

Slide 20 - Open vraag


Als je wilt weten of een tekst betrouwbaar is, waar kijk je dan naar?

Slide 21 - Open vraag

Spanje is een leuk land.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 22 - Quizvraag


Ik ga naar Spanje, omdat mijn familie daar woont.
A
mening
B
argument
C
feit

Slide 23 - Quizvraag

In Teotihuacan (Mexico-Stad) staan piramides.

A
argument
B
mening
C
feit

Slide 24 - Quizvraag

Je gaat nu zelfstandig aan de slag!
Maak: 1.5 Feit, mening en argument, opdracht 2,3, 4 en 5 en 

Slide 25 - Tekstslide