H3.3 Woorden

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mededeling

SO Woorden H3 en H4

2Bd: woensdag 27 maart
2Bc: donderdag 28 maart
2Ba: vrijdag 29 maart

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Heb je boek A bij je?

- Theorie 'Woordsoort veranderen'
- Aan de slag! 

Slide 3 - Tekstslide

Theorie 'Woordsoort veranderen'
Pak bladzijde 157 voor je. 

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag! 
H3.3 Woorden                                                            Klaar?
m: 1 t/m 11                                                                    Woorden leren
blz. 152 t/m 157


Zodra de tijd om is, gaan we al wat opdrachten
bespreken! 
timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag
Heb je boek A bij je?

- Quizvragen
- Weektaak afmaken

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is geen werkwoord?
A
verwarming
B
opleveren
C
concentreren
D
beweren

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het woord rumoer?
A
concentratie
B
het roeren van een beslag
C
lawaai van veel mensen die tegelijk praten
D
zich afzonderen van

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
toelichting
B
concentratie
C
constateren
D
combinatie

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het woord vinnig?
A
het beste resultaat
B
fel en onaardig
C
toch
D
automatische reactie van het lichaam

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
A
zon
B
vlees
C
prijs
D
koppig

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is geen werkwoord?
A
mijden
B
afsluiten
C
rumoerig
D
goedpraten

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het woord toelichten?
A
vaststellen, merken dat iets zo is
B
losse dingen bij elkaar brengen tot iets nieuws
C
iets verkeerds zo vertellen dat je er niets kwaads meer in ziet
D
duidelijk maken wat de bedoeling is

Slide 14 - Quizvraag

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het zelfstandig naamwoord kramp.
Bijv. De ... greep

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent de spot drijven met?
A
iemand belachelijk maken
B
grote en spottende glimlach
C
iemand of iets als doel hebben voor iets slechts
D
met nadruk vragen iets te doen

Slide 16 - Quizvraag

Maak een zelfstandig naamwoord van het werkwoord combineren.

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent het woord belemmeren?
A
zorgen dat iemand iets leuk gaat vinden of dat iets gaat gebeuren
B
zorgen dat iets of iemand niet verder kan
C
vaststellen, merken dat iets zo is
D
iets zeggen zonder dat het bewezen is

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!

Weektaak afmaken                                     Klaar?

m: 1 t/m 11                                                        Zelf een memory maken

blz. 152 t/m 157                                             bij woorden 1 (blz. 152)                                                                                en woorden 2 (blz. 155)   



Let op! Aan het einde van deze les moeten de opdrachten helemaal klaar zijn. Kom je werk laten zien, je krijgt van mij een nakijkblad.

timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide