NN7 - Spelling §3 - Meervouden - 1HV

Meervouden
NN7 - Spelling §3
1HV
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Meervouden
NN7 - Spelling §3
1HV

Slide 1 - Tekstslide

Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op en:
 
fiets – fietsen; stok – stokken; bedrag – bedragen; korf – korven; laars – laarzen.

Slide 2 - Tekstslide

Daarnaast zijn er zelfstandige naamwoorden met een meervoud op s of ’s:
 
toren → torens; baby → baby’s.

Slide 3 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op en

Zet en achter het enkelvoud: 
aardbei → aardbeien; hand → handen; kerk → kerken.

Slide 4 - Tekstslide

Soms moet je nog iets extra’s doen:

  • de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;



Slide 5 - Tekstslide

Soms moet je nog iets extra’s doen:

  • de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;
  • een a, e, o of u weglaten: haar → haren; kreet → kreten; boog → bogen; vuur → vuren;


Slide 6 - Tekstslide

Soms moet je nog iets extra’s doen:

  • de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;
  • een a, e, o of u weglaten: haar → haren; kreet → kreten; boog → bogen; vuur → vuren;
  • een f veranderen in een v: verblijf → verblijven; wolf → wolven;



Slide 7 - Tekstslide

Soms moet je nog iets extra’s doen:

  • de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;
  • een a, e, o of u weglaten: haar → haren; kreet → kreten; boog → bogen; vuur → vuren;
  • een f veranderen in een v: verblijf → verblijven; wolf → wolven;
  • een s veranderen in een z: prijs → prijzen; sluis → sluizen;


Slide 8 - Tekstslide

Soms moet je nog iets extra’s doen:

  • de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;
  • een a, e, o of u weglaten: haar → haren; kreet → kreten; boog → bogen; vuur → vuren;
  • een f veranderen in een v: verblijf → verblijven; wolf → wolven;
  • een s veranderen in een z: prijs → prijzen; sluis → sluizen;
  • een a, e, o of u weglaten en een f veranderen in een v of een s in een z: slaaf → slaven; doos → dozen.




Slide 9 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op s en ’s

  • Je schrijft een s achter het enkelvoud:
    haven → havens; café → cafés; garage → garages.

Slide 10 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op s en ’s

  • Je schrijft een s achter het enkelvoud:
    haven → havens; café → cafés; garage → garages.
  • Je schrijft ’s (apostrof + s) achter het enkelvoud:
    – bij woorden op a, i, o, u of y: lama → lama’s; taxi → taxi’s; jojo → jojo’s; paraplu → paraplu’s; lolly → lolly’s;


Slide 11 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op s en ’s

  • Je schrijft een s achter het enkelvoud:
    haven → havens; café → cafés; garage → garages.
  • Je schrijft ’s (apostrof + s) achter het enkelvoud:
    – bij woorden op a, i, o, u of y: lama → lama’s; taxi → taxi’s; jojo → jojo’s; paraplu → paraplu’s; lolly → lolly’s;
    – bij afkortingen: pc’s, havo’s, tv’s, WK’s.

Slide 12 - Tekstslide

Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de s aan het woord vast:
– bureau → bureaus; etui → etuis; cowboy → cowboys.

Maar: paria’s en radio’s, want hier worden de klinkers apart uitgesproken: pa-ri-a, ra-di-o.

Slide 13 - Tekstslide

Zo maak je het meervoud van woorden op ee en ie

  • Als het enkelvoud eindigt op ee, maak je het meervoud met s of met ën:
    – dictee → dictees; ree → reeën; trofee → trofeeën.


Slide 14 - Tekstslide

Zo maak je het meervoud van woorden op ee en ie

  • Als het enkelvoud eindigt op ee, maak je het meervoud met s of met ën:
    – dictee → dictees; ree → reeën; trofee → trofeeën.
  • Als het enkelvoud eindigt op ie, is de meervoudsvorm afhankelijk van de klemtoon:
    – als de klemtoon op de lettergreep met ie valt, dan voeg je ën toe: melodie → melodieën;

Slide 15 - Tekstslide

Zo maak je het meervoud van woorden op ee en ie

  • Als het enkelvoud eindigt op ee, maak je het meervoud met s of met ën:
    – dictee → dictees; ree → reeën; trofee → trofeeën.
  • Als het enkelvoud eindigt op ie, is de meervoudsvorm afhankelijk van de klemtoon:
    – als de klemtoon op de lettergreep met ie valt, dan voeg je ën toe: melodie → melodieën;
    – als de klemtoon op een andere lettergreep valt, voeg je een s toe (traditie → tradities) of een n. In het laatste geval krijgt de e een trema (porie → poriën).

Slide 16 - Tekstslide

Noteer het meervoud

bergkloof

Slide 17 - Open vraag

Noteer het meervoud

bezemsteel

Slide 18 - Open vraag

Noteer het meervoud

tv

Slide 19 - Open vraag

Noteer het meervoud

druipkaars

Slide 20 - Open vraag

Noteer het meervoud

lolly

Slide 21 - Open vraag

Noteer het meervoud

geldwolf

Slide 22 - Open vraag

Noteer het meervoud

kroegbaas

Slide 23 - Open vraag

Noteer het meervoud

pc

Slide 24 - Open vraag

Noteer het meervoud

café

Slide 25 - Open vraag

Noteer het meervoud

misdaad

Slide 26 - Open vraag

Noteer het meervoud

gameboy

Slide 27 - Open vraag

Noteer het meervoud

buggy

Slide 28 - Open vraag

Noteer het meervoud

ongemak

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag! Maak opdr. 2 t/m 4 van blz. 249. Je mag zachtjes overleggen met degene naast je. 

Slide 30 - Tekstslide

In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll