In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
8.1 Soorten krachten
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert welke krachten je gebruikt.
Je leert hoe je krachten kunt meten.
Slide 2 - Tekstslide
Soorten krachten
Slide 3 - Tekstslide
Soorten krachten
Slide 4 - Tekstslide
Soorten krachten
Spierkracht
Zwaartekracht
Veerkracht
Kleefkracht
Windkracht
Spankracht
Wrijvingskracht
Slide 5 - Tekstslide
Veerkracht
Een veer heeft een eigen kracht: de veerkracht
Als de veer wordt ingedrukt, gaat deze terugduwen; dit is de veerkracht
De richting is dus altijd tegengesteld aan de kracht die erop duwt of trekt
Slide 6 - Tekstslide
Spierkracht
De spierkracht is de kracht die je met je spieren uitoefent. Bij voetballen geeft de spierkracht de bal een snelheid. Een zeiler gebruikt zijn spierkracht om het zeil op te hijsen.
Slide 7 - Tekstslide
Zwaartekracht
Bij alles wat je optilt voel je een kracht.
Dit is zwaartekracht.
Hoe kleiner het gewicht hoe minder zwaartekracht
Slide 8 - Tekstslide
Windkracht
Als je tegen de wind in moet fietsen, voel je de windkracht. Windkracht wordt gebruikt bij zeilen en surfen. Ook windmolens maken gebruik van windkracht. Door de kracht van harde wind kunnen zelfs grote bomen omwaaien.
Slide 9 - Tekstslide
Spankracht
De trek die in het touw ontstaat noemen we spankracht.
Slide 10 - Tekstslide
Wrijvingskracht
Veel of weinig wrijvingskracht?
Slee trekt makkelijk vooruit
Weinig wrijvingskracht
Slee trekt moeilijk vooruit (geen sneeuw)
Veel wrijvingskracht
Slide 11 - Tekstslide
Kleefkracht
Slide 12 - Tekstslide
Krachten meten
Slide 13 - Tekstslide
Krachtmeter
Krachten meet je met een krachtmeter.
In een krachtmeter zit een veer.
Slide 14 - Tekstslide
Kracht
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Kracht
F
Newton
N
Slide 15 - Tekstslide
Zwaartekracht en gewicht
Op een voorwerp met een massa van 1 kg werkt een zwaartekracht van 10N