4.1 Productie (VWO 3)

4.1 Productie (VWO 3)
LV3e
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4.1 Productie (VWO 3)
LV3e

Slide 1 - Tekstslide

Planning 

 - Vooruitblik periode 2
- Uitleg paragaaf 4.1 
- Aan de slag 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Vooruitblik periode 2
- H4, H5 
- Studiewijzer 
- PO marketingmix

Slide 3 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij bedrijfseconomie?

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen 4.1
- Verband tussen consumeren en produceren uitleggen
- Toelichten hoe productiefactoren waarde toevoegen
- Soorten bedrijven onderscheiden
- Arbeidsproductiviteit uitleggen en berekenen

Slide 5 - Tekstslide

Produceren of consumeren?
- Consument: Goederen en diensten kopen en betalen 
- Produceren: maken van goederen door bedrijven voor anderen
- Productie door producenten (consumptie mogelijk maken)
- Consumenten produceren ook (arbeid in ruil voor loon)
- Niet kopen, maar zelf maken (zelfvoorziening)

Slide 6 - Tekstslide

Waarde toevoegen
- Bedrijfskolom (van grondstof tot eindproduct)
- Ieder bedrijf voegt waarde toe
- Toegevoegde waarde = Verkoopprijs - inkoopprijs

Slide 7 - Tekstslide

Productiefactor
Productiefactor: middelen die nodig zijn om te produceren.
Vier productiefactoren:
1: Kapitaal: machines, gereedschappen en geld 
2: Arbeid: werknemers
3: Natuur: grondstoffen 
4: Ondernemerschap: ondernemer die bovenstaande combineert

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Maken van paragraaf 4.1
opdracht 1 t/m 6, behalve 5b op blz. 104 t/m 106

Slide 11 - Tekstslide

Drie soorten bedrijven
1: Handelsonderneming: koopt producten in en verkoopt ze weer

2: Productieonderneming: koopt grondstoffen in, maakt producten en verkoopt ze aan de klant

3: Dienstverlenend bedrijf: verleent diensten ( kapper )

Slide 12 - Tekstslide

Soorten bedrijven
- Fietsenwinkel voor een nieuw fiets 
- Maakt het niet zelf, maar koopt in bij fietsenfabriek
- Handelsonderneming (fietsenwinkel)
- Productieonderneming (Fietsenfabriek)
- Dienstverlenend bedrijf (Fietsenmaker)
- Platformeconomie (Online verkoop)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verhogen arbeidsproductiviteit
- Verhogen door efficiënt werken:
- Mechanisatie
- automatisering
- robotisering 
- ervaring/scholing
- hoge APV, lage kosten per product, meer winst

Slide 15 - Tekstslide

Mechanisatie
Mechanisatie: vervangen van arbeidskrachten door machines


Slide 16 - Tekstslide

Automatisering
Automatisering: computers zorgen ervoor dat werk sneller gedaan kan worden


Slide 17 - Tekstslide

Robotisering
Robotisering: vervangen van werknemers door robots

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met arbeidsproductiviteit

Slide 19 - Tekstslide

Een bedrijf produceert 40000 producten per jaar. Er werken 400 medewerkers in het bedrijf. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar? Hoe zou een bedrijf de APV kunnen verhogen?

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag! 
Ga aan de slag met de opdrachten van 4.1: 
- opdracht 7 t/m 11 op blz. 107 t/m 109

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen 4.1
- Verband tussen consumeren en produceren uitleggen
- Toelichten hoe productiefactoren waarde toevoegen
- Soorten bedrijven onderscheiden
- Arbeidsproductiviteit uitleggen en berekenen

Slide 22 - Tekstslide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 4.1
  • Volgende les! 
  • Vragen? Opmerkingen? 

Slide 23 - Tekstslide