- Goederen en diensten kopen en betalen (consument)
- Productie door producenten (consumptie mogelijk maken)
- Consumenten produceren ook (arbeid in ruil voor loon)
- Kringloop (blz. 104)
- Niet kopen, maar zelf maken (zelfvoorziening)
Slide 8 - Tekstslide
Waarde toevoegen
- Bedrijfskolom (van grondstof tot eindproduct)
- Ieder bedrijf voegt waarde toe
- Toegevoegde waarde = Verkoopprijs - inkoopprijs
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Wat is de toegevoegde waarde van de graanboer? Welke productiefactor past hierbij?
Slide 12 - Tekstslide
Soorten bedrijven
- Fietsenwinkel voor een nieuw fiets
- Maakt het niet zelf, maar koopt in bij fietsenfabriek
- Handelsonderneming (fietsenwinkel)
- Productieonderneming (Fietsenfabriek)
- Dienstverlenend bedrijf (Fietsenmaker)
- Platformeconomie (Online verkoop)
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Verhogen arbeidsproductiviteit
- Verhogen door efficiënt werken
- Mechanisatie
- automatisering
- robotisering
- ervaring/scholing
- hoge APV, lage kosten per product, meer winst
Slide 15 - Tekstslide
Een bedrijf produceert 40000 producten. Er werken 400 medewerkers in het bedrijf. Wat is de arbeidsproductiviteit? Hoe zou een bedrijf de APV kunnen verhogen?
Slide 16 - Open vraag
Aan de slag!
Ga aan de slag met de opdrachten van 4.1:
- 1 en 3 horend bij leerdoel 1!
- 5 en 6 horend bij leerdoel 2!
- 8 en 9 horend bij leerdoel 3!
- 11 en 12 horend bij leerdoel 4!
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen 4.1
- Verband tussen consumeren en produceren uitleggen