In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bouw van de cel en celdeling
Slide 1 - Tekstslide
Cellen zijn opgebouwd uit organellen. Welke van de onderstaande is geen organel?
A
Ribosomen
B
Mitochondriën
C
Cytoplasma
D
Centrosoom
Slide 2 - Quizvraag
De celkern is ook een organel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Het vocht in de celkern noemen we cytoplasma
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Chromosomen komen alleen of in paren voor. Is deze uitspraak waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
De meiose
A
Is een reductiedeling
B
Is de deling van de geslachtscellen
C
Is een deling die in 2 fasen geschiedt
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quizvraag
Een gen bevat informatie voor een erfelijke eigenschap. Is deze uitspraak waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel paar chromosomen heeft de mens?
A
22
B
23
C
44
D
46
Slide 8 - Quizvraag
In geslachtcellen komen chromosomen haploid of diploid voor. Kies het juiste antwoord.
A
Haploid
B
Diploid
Slide 9 - Quizvraag
Hieronder staan twee uitspraken over mutaties: 1 Bij een mutatie veranderen de erfelijke eigenschappen in alle cellen. 2 Een mutatie levert een fout tijdens de normale celdeling
A
Geen van beide uitspraken
B
Beide uitspraken
C
Uitspraak 1
D
Uitspraak 2
Slide 10 - Quizvraag
Waar zijn chromosomen uit opgebouwd?
A
DNA
B
Organellen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 11 - Quizvraag
Een chromosoom bevat:
A
Één gen
B
Meerdere genen
C
Één of meerdere genen, afhankelijk van het chromosoom
Slide 12 - Quizvraag
Een tumor....
A
Is altijd kwaadaardig
B
Drukt alleen cellen opzij maar maakt ze niet kapot