1LW3 Cellen

hoeveel cellen telt je lichaam?
A
65 duizend
B
65 miljoen
C
65 miljard
D
65 biljoen
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

hoeveel cellen telt je lichaam?
A
65 duizend
B
65 miljoen
C
65 miljard
D
65 biljoen

Slide 1 - Quizvraag

welke menselijke cel is de grootste?
A
een spiercel
B
een eicel
C
een botcel
D
een rode bloedcel

Slide 2 - Quizvraag

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

hoeveel chromosomen telt elke cel?
A
92
B
46
C
23
D
2

Slide 4 - Quizvraag

wat zit er binnen in de cel?
A
niets
B
alleen water
C
organellen
D
alleen de celkern

Slide 5 - Quizvraag

doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke kenmerken de cel, celmembraan en celkern heeft
  • de reden waarom een cel zich deelt
  • welke vier celfuncties er bestaan

Slide 6 - Tekstslide

1.2 | van cellen naar orgaanstelsels

Slide 7 - Tekstslide

cellen
  • De cel is de kleinste levende eenheid met alle levenskenmerken
  • De cel bestaat uit een celmembraan, vocht en celorganellen
  • Chromosomen laten de cel weten wat het moet doen
  • Door celdeling kan de cel zich reproduceren

Slide 8 - Tekstslide

celmembraan
  • dubbelwandig
  • half-doorlaatbaar (semipermeabel)
  • eiwitten met een transportfunctie
  • eiwitten met een signaalfunctie

Slide 9 - Tekstslide

transport
  • zuurstof en kooldioxide gaan door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)
  • deze vorm van transport heet diffusie

Slide 10 - Tekstslide

transport
  • water gaat door drukverschil door de celmembraan
  • kost de cel geen moeite (passief transport)
  • deze vorm van transport heet osmose

Slide 11 - Tekstslide

transport
  • alle andere (grotere) stoffen kunnen niet door de celmembraan
  • membraaneiwitten regelen de in- en uitlaat
  • kost de cel wel moeite (actief transport)
  • actief transport kan alleen plaatsvinden als de cel genoeg energie heeft

Slide 12 - Tekstslide

signaal
Membraaneiwitten met een signaalfunctie dienen als zintuigen van de cel en zorgen voor...
  • de lichaamseigen cel herkenning
  • communiceren met andere cellen
  • het doorgeven van signaalstoffen (hormonen)

Slide 13 - Tekstslide

celorganellen
Celorganellen zijn kleine onderdelen van de cel. Ze helpen de cel zijn taak goed uit te voeren:
  • de juiste instructies geven (celkern)
  • energie opwekken
  • stoffen opbouwen die de cel nodig heeft en afbreken waar de cel vanaf moet: stofwisseling (metabolisme)

Slide 14 - Tekstslide

celkern
  • de celkern is dubbelwandig
  • binnen bevindt zich het erfelijk materiaal
  • alle lichaamscellen hebben 46 chromosomen
  • een eigenschap wordt bepaald door één of meerdere genen van een chromosoom
  • chromosomen zijn opgebouwd uit lange ketens met moleculen (DNA), die coderen voor eiwitten
  • eiwitten geven de cel zijn instructies

Slide 15 - Tekstslide

celdeling
Nieuwe cellen heb je nodig om te kunnen...
  • groeien
  • ontwikkelen
  • herstellen
  • voortplanten

Slide 16 - Tekstslide

celdeling
Cellen delen zich door een exacte kopie van zichzelf te maken. Hierdoor heeft de dochtercel identieke eigenschappen als de moedercel.

Deze celdeling wordt mitose genoemd.

Slide 17 - Tekstslide

gen
dna
diffusie
organel
membraan

Slide 18 - Sleepvraag

welke stof gaat middels osmose door de celmembraan?
suiker
zuurstof
water

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Tekstslide

celfuncties
Ieder mens begint als bevruchte eicel.
Door celdeling ontstaat er een klompje cellen.
In dit klompje worden drie rijen cellen gevormd; elk met een eigen doel.
  1. maken van huid en zenuwen
  2. maken van botten, spieren en bloed
  3. maken van organen

Slide 21 - Tekstslide

celfuncties
Elke lichaamscel voert één van deze vier functies uit...
  • bedekken
  • steunen
  • bewegen
  • reageren

Slide 22 - Tekstslide

Welke informatie was nieuw en ga je bewaren?

Slide 23 - Tekstslide