Duits sich vorstellen les 4 een nieuw werkwoord 'Haben'

Willkommen!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm für Heute
- Herhaling 
- Een nieuw werkwoord
- Luisteropdracht
- Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal naar het Duits:
3

Slide 3 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
14

Slide 4 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
5

Slide 5 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
10

Slide 6 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
roze

Slide 7 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
zwart

Slide 8 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
wit

Slide 9 - Open vraag

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 11 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 12 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 13 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 14 - Sleepvraag

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 15 - Quizvraag

Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast

Slide 16 - Quizvraag

haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben
D
sind

Slide 17 - Quizvraag

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 18 - Quizvraag

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 19 - Quizvraag

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind
D
war

Slide 20 - Quizvraag

haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat
D
sind

Slide 21 - Quizvraag

Hören

Je krijgt een filmpje 2x te zien. 
Probeer zoveel mogelijk details te noteren.
Straks krijg je een aantal vragen over de inhoud. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat wordt er veel over haaien gezegd?
A
Haaien zijn gevaarlijk voor de mens
B
Haaien zijn heel groot (meestal groter dan 7 meter)
C
Haaien zijn bang voor de mens

Slide 24 - Quizvraag

Waarom vallen haaien mensen aan?
A
Ze worden agressief van mensen.
B
Ze ruiken mensen al van een grote afstand
C
Meestal uit vergissing, omdat hun zicht belemmerd wordt.

Slide 25 - Quizvraag

Welke haaisoort kan 2 maanden zonder eten?
A
De hamerhaai
B
De tijgerhaai
C
de witte haai

Slide 26 - Quizvraag

Vanaf hoeveel kilometer ruiken haaien bloed?
A
2
B
3
C
5
D
7

Slide 27 - Quizvraag

Haaien komen af op mensenbloed
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Wie is de grootste vijand van de haai?
A
De walvis
B
De kwal
C
De mens

Slide 29 - Quizvraag

Opdracht

Je voegt een nieuw blad toe aan je portfolio.
Bovenaan dit blad schrijf je Grammatik.
Het volgende schema vertaal je naar het Duits. 

Slide 30 - Tekstslide

Pers. vnw
sein
haben
ik 
ben
heb
jij
bent
hebt
hij/zij/het
is
heeft
wij
zijn
hebben
jullie
zijn
hebben
zij/ u
zijn/bent
hebben/heeft

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide