In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Planten en hun omgeving
Slide 1 - Tekstslide
Herhalen en uitleg planten en hun omgeving
- organen en cellen
- stofwisseling, groei en ontwikkeling
- voortplanting
- de relatie met het milieu en landbouw
Slide 2 - Tekstslide
Aan het einde van de les
Ben je goed voorbereid op de toets en weet je waar je nog extra aandacht aan moet schenken.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog?
De plantencel
organen van de plant
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht:
teken een plant zoals deze afbeelding
Slide 5 - Tekstslide
Noteer met potlood:
Op welke plaats komen er stoffen de plaats binnen?
en welke stoffen?
Trek twee lijnen in de stengel (dit zijn de vaten)
Welke stoffen gaan er omhoog? en welke naar beneden?
Noteer dit bij de getekende lijnen
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de vacuole?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 8 - Quizvraag
Een deel van de gemaakte glucose wordt naar de wortels vervoerd, omdat de wortelcellen zelf geen glucose kunnen maken uit koolstofdioxide en water. Welke onderdeel van het blad vind je niet terug in een wortel van de plant?
A
P
B
G
C
R
D
S
Slide 9 - Quizvraag
Planten hebben reservestoffen in hun wortels.
Wat is de functie van de reservestoffen in de wortels?
R5
A
Opnemen van water uit de grond
B
Snel groeien van de bladeren in het voorjaar
C
voeding voor de planten in de buurt
D
suikers maken
Slide 10 - Quizvraag
Vaatbundels bestaan uit houtvaten en bastvaten. Wat wordt er vervoerd door houtvaten?
A
water met mineralen gaan naar boven naar de bladeren
B
water met glucose gaan naar beneden en naar de bloemen
C
mineralen met glucose gaan naar boven naar de bladeren
D
Glucose met mineralen gaan naar beneden en naar de bloemen
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wortels
Opname water en mineralen.
Opslaan reservestoffen (knol)
Worteldruk
Slide 13 - Tekstslide
Stengel met vaatbundels
Vaatbundel
Slide 14 - Tekstslide
Houtvaten
Water en mineralen.
Vanuit de wortels naar de bladeren.
Binnenkant en Bovenkant.
Bastvaten
Water en energierijke stoffen.
Vanuit de bladeren naar de rest van de plant.
Buitenkant en Onderkant
Slide 15 - Tekstslide
BOUW VAN BLADEREN
Slide 16 - Tekstslide
Huidmondjes
Water verdampt uit de plant via de huidmondjes
Warm en droog? -> huidmondjes dicht
Slide 17 - Tekstslide
Plant in droog milieu:
Weinig huidmondjes
Dikke waslaag
Klein bladoppervlak
Plant in vochtig milieu:
Veel huidmondjes
Dunne bladeren
Grote bladeren
Slide 18 - Tekstslide
Wat is fotosynthese? .... + .... + .... --> .... + ....
Slide 19 - Open vraag
Fotosynthese
Wanneer : In het licht vinden fotosynthese en verbranding plaats.
Nodig voor fotosynthese:
Koolstofdioxide
Water
Zonlicht
Producten van fotosynthese:
Glucose
Zuurstof
Slide 20 - Tekstslide
De vorming van energierijke stoffen
De opbouw van energierijke stoffen noem je assimilatie.
Voorbeelden van assimilatie:
Fotosynthese
Omzetting van glucose in eiwitten, vetten en koolhydraten (bij alle organismen)
Slide 21 - Tekstslide
Assimilatie:
Omzetting naar energierijke organische stoffen
Glucose naar:
eiwitten
vetten
suiker
zetmeel
cellulose
Functie van assimilatieproducten:
Brandstoffen
Bouwstoffen: cellen, weefsel, herstel
Reservestoffen: bollen, knollen, zaden
Slide 22 - Tekstslide
Planten nemen nitraat op uit de bodem
Planten zetten nitraat en glucose om in plantaardige eiwitten
Slide 23 - Tekstslide
Stikstofkringloop
Planten nemen nitraat op uit de bodem.
De planten bouwen stikstof uit het nitraat in eiwitten in.
Slide 24 - Tekstslide
Vermesting
Vermesting = sterke toename van de hoeveelheid mineralen in het water
Waterbloei = sterke algengroei in het water door vermesting
Slide 25 - Tekstslide
Voortplanting
Slide 26 - Tekstslide
De stamper is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk
Slide 27 - Quizvraag
In het vruchtbeginsel zitten
A
stuifmeelkorrels
B
stempels
C
zaadbeginsels
D
helmhokjes
Slide 28 - Quizvraag
Bloemen
Hiernaast zie je een schematische tekening van een bloem.
Bloemen bestaan uit een Mannelijk deelen een Vrouwelijk deel.
Slide 29 - Tekstslide
Bestuiving
Bestuiving:
Is het overbrengen van de stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper.
Dit kan alleen als de stuifmeel op de stempel komt van DEZELFDE bloemensoort.
Er zijn 2 manieren van bestuiving:
via insecten
via de wind
Slide 30 - Tekstslide
Bevruchting
Na bevruchting:
Eicel --> kiem
Zaadbeginsel --> zaad
Slide 31 - Tekstslide
Bevruchting
Stuifmeelkorrels op stempel.
Stuifmeelbuis groeit in de stijl.
Stuifmeelkorrel naar beneden richting het zaadbeginsel.
Kernen versmelten.
Zaadje groeit uit zaadbeginsel.
Slide 32 - Tekstslide
Een stuifmeelkorrel is...
A
...een mannelijke voortplantingscel die gemaakt wordt in een meeldraad.
B
...een mannelijke voortplantingscel die gemaakt wordt in een stamper.
C
...een vrouwelijke voortplantingscel die gemaakt wordt in een meeldraad.
D
...een vrouwelijke voortplantingscel die gemaakt wordt in een stamper.
Slide 33 - Quizvraag
Mensen met hooikoorts zijn allergisch voor stuifmeelkorrels. Van welke planten komen deze stuifmeelkorrels?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
C
zowel wind- als insectenbloemen
D
alleen van gras
Slide 34 - Quizvraag
Er zijn 8 zaadbeginsels. De eicel in één zaadbeginsel wordt bevrucht. Hoeveel zaadbeginsels kunnen er dan uitgroeien tot zaad?