Thema planten MAX

Thema 1 planten
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 planten

Slide 1 - Tekstslide

Bladeren:
Waar gaat deze basisstof over?
  • De bouw van de bladeren
  • Fotosynthese
  • Stevigheid door water
  • De werking van de huidmondjes

Slide 2 - Tekstslide

wat ga je leren
Je kunt de bouw en functie van bladeren en het belang hiervan voor de fotosynthese beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

planten bestaan uit 3 weefsels
• opperhuid
• weefsel met bladgroenkorrels
• vaatbundels

Slide 4 - Tekstslide

Fotosynthese

Bladgroenkorrels --> fotosynthese
Wanneer :  In het licht vinden fotosynthese en verbranding plaats.
Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof

Slide 5 - Tekstslide

Stengels en wortels
Waar gaat deze basisstof over?
  • Transport door vaten
  • Stevigheid door houtcellen en vezels
  • Functies van wortels

Slide 6 - Tekstslide

wat ga je leren:
  • Je kunt in afbeeldingen vaatbundels, houtvaten en bastvaten benoemen en je kunt de functie van deze delen beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe planten stevigheid verkrijgen.
  • Je kunt beschrijven hoe opname en transport van water en mineralen bij planten plaatsvinden.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

  •  Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels via de stengels naar de (bloem)bladeren en knoppen.
  • Bastvaten vervoeren water en energierijke stoffen, vooral suiker, van de bladeren naar alle delen van de plant.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

houtvaten
Vervoeren water en mineralen van de wortels via de stengels naar de bladeren
bastvaten
Vervoeren water en energierijke stoffen van de bladeren naar alle delen van de plant.

Slide 11 - Tekstslide

Planten krijgen stevigheid op twee manieren

  •  door vocht in de vacuolen van de cellen
• door cellulose en houtstof in de celwanden van houtcellen en vezels

Slide 12 - Tekstslide

Is dit een kruidachtige plant (stevig door vacuolen) 
of een houtachtige plant (stevigheid door houtstof?)
1.                                                               2



3                                                                 4    

Slide 13 - Tekstslide

Wortels hebben drie functies:
• de plant vastzetten in de bodem
• water en mineralen opnemen
• reservestoffen opslaan
hoe komt het water omhoog?
  • Door verdamping wil het water omhoog, het water wordt omhoog gezogen.
  • Worteldruk

Slide 14 - Tekstslide

Glucose als grondstof
Waar gaat deze basisstof over?
  • Energierijke en energiearme stoffen
  • Fotosynthese en verbranding
  • De vorming van energierijke stoffen
  • De functie van assimilatieproducten

Slide 15 - Tekstslide

Wat ga je leren:
Je kunt beschrijven onder welke omstandigheden fotosynthese en verbranding plaatsvinden.
Je kunt aangeven welke stoffen een plant kan maken uit de grondstof glucose en wat de functies zijn van deze stoffen.

Slide 16 - Tekstslide

Energierijke/energie arme stoffen
Energierijke stoffen zijn gevormd door dieren of planten. 
Voorbeelden van energierijke stoffen zijn eiwitten, koolhydraten en vetten.

 
Energiearme stoffen komen voor in de levenloze natuur (rotsen, water, lucht). Voorbeelden van energiearme stoffen zijn koolstofdioxide, mineralen en water.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Planten kunnen glucose omzetten in alle andere energierijke stoffen waaruit ze bestaan.
• Van glucose maakt een plant andere koolhydraten, zoals suiker, zetmeel en cellulose.
– Suiker wordt via bastvaten naar alle delen van de plant vervoerd.
– Zetmeel wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren, of voor langere tijd in verdikte plantendelen (zoals wortels of stengels) of in zaden (zoals mais).
– Cellulose zit in de celwanden van plantencellen, vooral bij houtvaten en vezels

• Van glucose en nitraat maakt een plant eiwitten. Het cytoplasma van cellen en de chromosomen in de celkern bevatten veel eiwitten. Ook veel vitaminen zijn eiwitten. Eiwitten kunnen worden opgeslagen, bijvoorbeeld in de zaden van een boonplant.

• Van glucose maakt een plant vetten. Bij sommige planten komen in de zaden veel vetten voor. Voorbeelden daarvan zijn zonnebloempitten en pinda’s.

Planten en hun superpower

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

• Brandstoffen worden verbruikt bij de verbranding
• Bouwstoffen worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (voor opbouw en herstel). Eiwitten zijn bijvoorbeeld nodig voor de vorming van DNA en cellulose is nodig voor de vorming van celwanden.
• Reservestoffen, vooral zetmeel, worden opgeslagen voor later

Slide 22 - Tekstslide

voortplanting bij planten
Waar gaat deze basisstof over?
Ongeslachtelijke voortplanting
Geslachtelijke voortplanting
De bouw en functie van bloemen

Slide 23 - Tekstslide

  • Je kunt beschrijven hoe ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting plaatsvinden en je kunt hiervan voorbeelden bij planten geven.
  • Je kunt de delen van een bloem noemen met hun kenmerken en functies

Slide 24 - Tekstslide

H7.2
Ongeslachtelijke voortplanting: plant kloont zichzelf

Slide 25 - Tekstslide

voortplanting met bloemen is geslachtelijk

Slide 26 - Tekstslide

Tweeslachtige bloem:
  • Stamper en meeldraden
Eenslachtige bloem:
  • Alleen stamper (VR)
  • Alleen meeldraden (MN)

Slide 27 - Tekstslide

De bouw van een bloem
Hiernaast zie je een schematische tekening van een bloem.

Veel bloemen bestaan uit een
Mannelijke deel en een 
Vrouwelijke deel. 

Slide 28 - Tekstslide

Helmhokje
Mannelijk onderdeel van bloem.
Produceert stuifmeel.
Kroonblad
Gekleurd of groen onderdeel van bloem.
Gekleurd en groot bij insectenbloem. Trekt insecten aan.
Groen (onopvallend) of afwezig bij windbloem.
Zaadbeginsel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Hier liggen de eicellen van de bloem in de zaadbeginsels, om zaden te maken bij bestuiving.
Kelkblad
Groene bladeren die om de knop van een bloem heen zit ter bescherming. Blijven als kleine groene bladeren onderaan de bloem zichtbaar of vallen af.
Stamper - Stempel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Stempel is bovenste deel van de stamper. Vangt de stuifmeelkorrels op.
Stamper - Vruchtbeginsel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Hier liggen de zaadbeginsels in.
Steel
Deel waarmee de bloem vastzit aan de rest van de plant.

Slide 29 - Tekstslide

eenslachtige bloem:

  • alleen meeldraden (en geen stamper) --> mannelijke bloem
  • alleen stamper (en geen meeldraden) --> vrouwelijke bloem
tweeslachtige bloem:

  • meedraden en stamper in dezelfde bloem

Slide 30 - Tekstslide

Basisstof 5
Waar gaat deze basisstof over?
Bestuiving
Bestuiving door insecten
Bestuiving door de wind
Bevruchting
Veranderingen na de bevruchting
Verspreiding van vruchten en zaden
Verspreiding door de wind
Verspreiding door dieren
Verspreiding door de plant zelf

Slide 31 - Tekstslide

Insectenbloem
Geur
Felle kroonbladeren
Grote kroonbladeren
Nectar
Stamper en meeldraden in bloem.
Weinig stuifmeel
Zwaarder stuifmeel
Windbloem
Geurloos
Kleurloze kroonbladeren
Kleine kroonbladeren
Geen nectar
Stamper en meeldraden buiten bloem.
Veel stuifmeel
Licht stuifmeel

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
  • Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Insectenbloemen
Bestuiving door insecten -> insectenbloemen

Kenmerken:
  • Maken nectar
  • Grote opvallende
    kroon-bladeren
  • Geur

Slide 35 - Tekstslide

Windbloemen
Bestuiving door wind -> windbloemen

  • Veel stuifmeel
  • Kleine onopvallende bloemen

Hoog zodat de wind het kan vangen

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Zaadverspreiding door dieren

Slide 39 - Tekstslide

Zaadverspreiding door de wind

Slide 40 - Tekstslide

zaadverspreiding
door de plant zelf

Slide 41 - Tekstslide

zaadverspreiding
door dieren

Slide 42 - Tekstslide

Basisstof 6
Waar gaat deze basisstof over?
De bouw van een zaad
Ontkieming
Groei en ontwikkeling
Eenjarige, tweejarige en vaste planten

Slide 43 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt de ontwikkeling van een zaad en de verdere groei en ontwikkeling van kiemplanten beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe een plant de winter overleeft en hiervan voorbeelden geven.

Slide 44 - Tekstslide

1 Eerst neemt de bruine boon water op. Hierdoor zwellen de zaadlobben op en scheurt de zaadhuid open. Het kiempje begint te groeien. Uit de opengescheurde zaadhuid komt eerst het worteltje naar buiten.
2 Het worteltje vormt wortelharen. Via het worteltje neemt het kiemplantje water en mineralen op uit de bodem.
3 Na enige tijd begint ook het stengeltje te groeien.
4 Wanneer het stengeltje en de zaadlobben boven de grond uitkomen, wordt bladgroen gevormd. In deze delen kan dan fotosynthese plaatsvinden, zodat het kiemplantje de glucose niet meer alleen uit het reservevoedsel haalt. Het kiemplantje kan nu ook zelf glucose maken.
5 Als al het reservevoedsel uit de zaadlobben is verbruikt, zijn ze verschrompeld en vallen ze af. Ondertussen zijn de blaadjes van het kiempje bladeren geworden
De ontkieming van een zaadje

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Levencyclus

Slide 47 - Tekstslide

Eénjarige plant
Tweejarige plant

Slide 48 - Tekstslide