V4 SEMAINE 8

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

V4 SEMAINE 7

v4 semaine 8

V4 semaine 7

A: les buts de la semaine

C: Prépa au test schrijfvaardigheid : écrire une annonce (u4)

B: à corriger : weektaak 6 / vos mails

D: les verbes pronominaux

à  faire : ex 18 au cahier, ex. 19 tm 21 online

             Apprendre : u4 écrire et les

             verbes pronominaux

E: à vous eX 18. 19-21 ONLINE

A: les buts de la semaine

Après avoir corrigé votre tâche de la semaine dernière, vous allez préparer votre examen 'schrijfvaardigheid'. Le lendemain, vous vous mêlerez dans le monde des verbes pronominaux. 

Quel bonheur 

B: weektaak 6 : à corriger 11- 17

exercice 11A – révision

1 dit / dat gedicht

2 deze / die auto

3 deze / die cadeaus

4 deze / die man

5 deze / die vriendin

GRAMMAIRE I – HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORDExercice 11B – en étapes

Voorbeeldantwoord:

ce garçon a ce défi / cet appartement / b cet antivol /cette rue c /cette pauvreté

ces filles d ces affaires

2 a ce mois-ci   / b ce livre-là   / c cette fille-ci  / d ces hommes-là /e cet appartement-là

3 a livre Is dat jouw boek of dat van je zus?

 b renseignements Welke inlichtingen? Die u nodig heeft?

 c robe Welke jurk ga je kiezen? Deze of die?

 d film Welke film? – Die jij gisteravond hebt gezien.

 e mouchoir Heb je geen zakdoek? Neem die op tafel ligt.

4 a ceux-ci, ceux-là

 b celui

 c celle

 d celles

exercice 11C

1 ce

2 ces

3 ce chocolat-ci / ce chocolat-là

4 celle

5 cet

6 celuI

7 celle-là

8 cette

21 Hier après-midi, tu étais assis tranquillement sur un banc dans le parc.

2 Dans la rue, vers deux heures, Max parlait à une fille brune qui n’était pas du tout contente.

Exercice 13 – mise en route ~ vocabulaire

1 B est assis

2 B est debout

3 B tandis que

4 B suffit

5 A un regard

6 A un polar

7 A mémoire

8 B tombée amoureuse

9 B se souvient de

10 A se parlent

Exercice 14 – mise en route ~ grammaire

1 cette fille

2 cet été

3 ces garçons

4 celui

5 cela / ça

Exercice 15 – comment écrire ?

1 Tu étais … les oreilles.

2 J’ai croisé … par timidité.

3 Tu me … réponds-moi !

4 C: Tu nageais super bien / tu t’es approchée de moi / tu portais un maillot de bain rouge.

B: weektaak 6 : à corriger 

Exercice 16 – reconstruire

Toi, tu as entre 15 et 17 ans, les cheveux bruns et les yeux bleus.

Moi, j’étais assis sur un banc.

Toi, tu étais debout et tu écoutais de la musique.

C’était le 5 décembre sur la place Bellecour à Lyon.

Tu portais une doudoune rouge.

On a parlé un bon moment.

Tu m’as dit que tu venais de Marseille.

On n’a malheureusement pas échangé nos adresses e-mail.

Exercice 17 – mise en pratique

Voorbeeldantwoord:

Samedi 23 décembre, dans un couloir du métro de la station Châtelet. Tu écoutais un musicien qui jouait du saxophone. Je l’écoutais aussi. Il jouait très bien. Tu as applaudi à la fin. Tes cheveux sont noirs et tu portes des lunettes. Tu portais un jean bleu et une veste noire. Tu avais un sac de sport à la main. Moi, mes cheveux sont roux et je portais un jean gris et un pull beige. J’ai croisé ton regard plusieurs fois. J’espère te revoir.

welke is juist

1. tu viens de l'Allemand
2. tu viens d'Allemagne

hoe zeg je : ik hoop hem te ontmoeten

1. j'espère lui rencontrer
2. j'espère le rencontrer
3. je l'espère rencontrer
4. je lui espère rencontrer

Hoe zeg je ; ik zwom

1. j'ai nagé
2. je nagais
3. je nageais
4. j'avais nagé

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :

jij was klein en je had mooie groene ogen (petite / avoir/ beau/ yeux/ vert)

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :

se regarder (nous) tout le temps

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :
ik heb haar willen ontmoeten : vouloir (pc)/rencontrer

welke is juist

1. j'ai des beaux vêtements
2. j'ai de beaux vêtements
3. j'ai un vert blouson

C: prépa au test SCHRIJFVAARDIGHEID : u3 / u4

2 onderdelen : 

1. action de solidarité

2. een contactadvertentie / beschrijving

start met opg 12-17

CHECKLIST schrijfvaardigheid : HAVO 4/V4

o Ik heb van unité 3 de woorden en zinnen bij de par. écrire geleerd .

o Ik kan de zinnen of delen van de zinnen bij de paragraaf écrire toepassen. 

o Ik heb de oefeningen van unité 3 bij de paragraaf écrire gemaakt én nagekeken. (oef 12-17 boek a blz 69-71)

o Ik kan vertellen dat ik naar aanleiding van een gelezen artikel of programma op tv een solidariteitsactie zou willen organiseren.

o Ik kan aangeven waarom het belangrijk is om een actie te organiseren.

o Ik kan een (originele) actie opzetten met daarin tenminste 3 actiepunten .

o Ik kan vertellen wie er allemaal mee gaan helpen met de actie.

o Ik kan vertellen waar de actie gehouden wordt.

o Ik kan vertellen hoeveel geld ik op denk te gaan halen met de actie.

o Ik heb de opdrachten van schrijfvaardigheid ,écrire, van unité 4 gemaakt én nagekeken. (boek b blz 18-19-20)

o Ik heb van unité 4 de woorden en zinnen bij de paragraaf écrire geleerd  (boek b p 104)

o Ik kan de imparfait gebruiken bij het beschrijven van een persoon en een situatie die zich in het verleden heeft afgespeeld.

o Ik weet hoe ik iemand kan beschrijven waarvan ik onder de indruk ben (uiterlijk, kleding en evt andere kenmerken)

o Ik weet hoe ik aangeef wanneer en waar ik diegene heb gezien ( wat hij/zij deed).

o Ik kan beschrijven wat ik aanhad en hoe ik eruit zie.

o Ik weet hoe ik een leuke activiteit voorstel om met diegene die ik graag zou willen leren kennen te gaan doen.

o Ik weet hoe ik vraag of er contact met me opgenomen kan worden.

D: Les verbes pronominaux

Maak aantekeningen volgens de Cornell methode

Les verbes pronominaux

Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 

wederkerende werkwoorden : werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kan worden

                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Les verbes pronominaux

Je	me	je me lave	Ik was me
Tu	te	tu te laves	Je wast je
Il / Elle/ On	se	il se lave	Hij/Zij wast zich
Nous	nous	nous nous lavons	We wassen ons
Vous	vous	vous vous lavez	Jullie wassen je
Ils / Elles	se	elles se lavent	Ze wassen zich

Les verbes pronominaux

De wederkerende werkwoorden werken altijd met het hulpwerkwoord : être 

je me suis lavé(e)

tu t'es lavé(e)

il s'est lavé/ elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s

vous vous êtes lavé(e)(s)

elles se sont lavé(e)s

Les verbes pronominaux 

Voor de ontkennende zinnen : 

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 

In het Frans gaat "ne" voor het voornaamwoord en "pas" na het werkwoord

 les verbes pronominaux

Wederkerende werkwoorden zijn de 'zich' werkwoorden

Les verbes pronominaux (se laver) se conjuguent TOUJOURS avec ... .

1. être
2. avoir

On conjugue les verbes pronominaux avec des pronoms réfléchis.

Quels sont les pronoms réfléchis?

1. me-te-se-nous-vous-elles
2. me-te-se-nous-vous-ils
3. me-te-se-nous-vous-se
4. me-te-le-nous-vous-les

à deux 

1. voorbereiding : schrijf je ochtendroutine op en gebruik tenminste 4 wederkerende ww . Denk aan : se réveiller/ se lever/ se laver/ se raser/ se maquiller/ se brosser les dents / se doucher/ s'habiller

2. Vertel elkaar je ochtendroutine

E: à vous

VERBUGA ; CONDUIRE / DIRE/ METTRE ET PRENDRE

À FAIRE 18