Feiten, meningen en argumenten

Log in op LessonUp
Gebruik je eigen naam
Je mag eventueel samenwerken.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Log in op LessonUp
Gebruik je eigen naam
Je mag eventueel samenwerken.

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H4
Over feiten, meningen en argumenten

Slide 2 - Tekstslide

Feiten?

Slide 3 - Tekstslide

Feit = controleerbaar

Slide 4 - Tekstslide

Feiten controleren

Slide 5 - Woordweb

Mening

Slide 6 - Tekstslide

Mening = wat iemand van iets vindt
Met deze mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak aan de volgende signaalwoorden:
ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens

Slide 7 - Tekstslide

Feit of mening?

Slide 8 - Tekstslide

Feit of mening?

Slide 9 - Tekstslide

Argument

Slide 10 - Tekstslide

Argument = een onderbouwing
Argumenten herken je vaak aan de volgende signaalwoorden:
want, omdat, namelijk, immers.
Feitelijke argumenten zijn het sterkst.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
A
Omdat sommigen faalangstig zijn,
B
geeft mw. Valencia geen onverwacht SO.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het argument?
A
Oude dieselauto's moeten verboden worden.
B
Ze stoten immers een hoge concentratie gifstof uit.

Slide 13 - Quizvraag