lesson 2

UNIT 3 - LESSON 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

UNIT 3 - LESSON 2

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke meldingen
  • Toets van unit 2 niet afgekregen? DONDERDAG mag je deze afmaken.
  • Wel al je toets af? Je werkt donderdag zelfstandig aan werkbladen!
  • Zo mis je geen instructie.
  • Ik voer de cijfers in als ik ALLE toetsen heb nagekeken! 

Vandaag nemen we unit 3 door!

Slide 2 - Tekstslide

Plan

Slide 3 - Tekstslide

TRANSLATE:
man (echtgenoot)
A
husbant
B
husbend
C
husband
D
man

Slide 4 - Quizvraag

TRANSLATE:
sensationeel
A
sensation
B
sensational
C
sensing
D
senses

Slide 5 - Quizvraag

TRANSLATE:
opnemen
A
open
B
take
C
answer
D
ring

Slide 6 - Quizvraag

TRANSLATE:
Mijn man is erg beroemd.

Slide 7 - Open vraag

FILL IN:
(sing) I ... a song right now.
A
are singing
B
be singing
C
am singing
D
is singing

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoel
  • I will learn how to use tag questions to ask if someone agrees with me.
  • Ik ga leren hoe ik tag questions moet gebruiken om te vragen of iemand het met me eens is.


Hoe leren we dit?
  • Instructie
  • Voorbeelden
  • Zelf proberen

Slide 9 - Tekstslide

Korte vraagjes: tags
Tag: een kort vraagje aan het einde van een zin.

In het Nederlands zeg je vaak iets als: nietwaar? / hè? / toch? / vind je niet?
In het Engels gebruik je bijvoorbeeld: 

..., is it? / ..., isn't it? / ..., are you? / ..., aren't you?

Zo ziet het eruit:
She's not angry, is she?
You're not busy, are you?
You're at school together, aren't you?

Slide 10 - Tekstslide

Korte vraagjes: tags
You're at school, aren't you?
You are at school, aren't you?
       +                                   -

Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+).

Zoals...
She isn't here, is she?

Slide 11 - Tekstslide

USE THE RIGHT TAG:
We're home, ...
A
aren't we?
B
are we?
C
isn't we?
D
is we?

Slide 12 - Quizvraag

USE THE RIGHT TAG:
He isn't going to school, ...
A
isn't he?
B
are he?
C
aren't he?
D
is he?

Slide 13 - Quizvraag

Get to work!
  • Ik maak opdracht 6 t/m 11 van unit 3!
  • Extra instructie? AAN DE INSTRUCTIETAFEL.

Ik stel vragen door mijn hand op te steken!

Klaar?
  • Ik doe iets voor mezelf (lezen, tekenen, leren voor de grote toets van unit 2, niet op de mobiel...)

Slide 14 - Tekstslide

Evaluation
  • What went well?
  • What can go better next time?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video