Taalverzorging - VZ (klas 1)

Voorzetsels

Voorzetsels horen bij de woordsoorten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels

Voorzetsels horen bij de woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Woordsoorten
- Elk woord hoort bij een woordsoort
- Je kent al:
                         lidwoorden
                         werkwoorden
                         zelfstandig naamwoorden
                         bijvoeglijk naamwoorden
                         VANDAAG: voorzetsels

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn lidwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Voorzetsels
- zijn kleine woordjes
- geven een plaats (op, naast, onder, in, ...), tijd (na, tijdens,) of reden (vanwege) aan

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels
            Ezelsbruggetje:
                                                                  - een vz kun je voor "de kooi" of 
                                                                    "de kast"plaatsen

                                                                    Let op: tijdens en vanwege zijn                                                                                      ook vz

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
hij - naar
B
via - de
C
via - naar
D
hij - de

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
Onder de tafel speelde poes Moppie met een muis.
A
onder - met
B
onder - de - met
C
onder - speelde
D
de - een

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels staan in deze zin?

Morgen gaat Tatum op de fiets naar het park.
A
1
B
2
C
3
D
Geen

Slide 10 - Quizvraag

In de volgende zin staan … voorzetsels

Met blote voeten loop ik door het warme zand.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Typ de voorzetsels in de juiste volgorde over.
Mijn moeder koopt brood bij de bakker.

Slide 12 - Open vraag

Typ de voorzetsels in de juiste volgorde over:

Over ongeveer een jaar verhuizen we naar Frankrijk.



Slide 13 - Open vraag

De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
In deze zin staan geen voorzetsels.

A
dat klopt
B
dat klopt niet

Slide 14 - Quizvraag

Noem vijf voorzetsels.

Slide 15 - Open vraag

Vaste voorzetsels
- Voorzetsels die je niet kunt vervangen
- deze voorzetsels horen bij een werkwoord

Voorbeelden
Wij houden van chocola.
Ben besteedt niet veel tijd aan zijn huiswerk.

Slide 16 - Tekstslide

Vaste voorzetsels (vervolg)
Verwar vaste voorzetsels niet met splitsbare werkwoorden:

De trainer legt de wedstrijdregels uit.   ( = uitleggen)
'uit' is hier geen vz, maar een deel van het werkwoord.


Slide 17 - Tekstslide

Vaste voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in

Slide 18 - Quizvraag

Vaste voorzetsels
Hij moest erg lachen .... die grappige filmpjes
A
over
B
met
C
om
D
tegen

Slide 19 - Quizvraag

Vaste voorzetsels
Die vrouw komt niet in
aanmerking ....... hulp
A
van
B
voor
C
om
D
over

Slide 20 - Quizvraag

Vul het goede voorzetsels in:
Maurien luistert graag ______ muziek.
A
op
B
naar
C
in
D
van

Slide 21 - Quizvraag

OPDRACHT
Ga naar de digitale leermethode
hoofdstuk 6 - Taalverzorging - voorzetsels 
Opdracht 1 

Slide 22 - Tekstslide