H2A 27-1 Onderdeel Lezen nabespreken

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00
15 minuten in stilte zelfstandig lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Het nakijken 
Wij gaan klassikaal nakijken, verbeter je antwoord.
Het huiswerk was: 
  • Hoofdstuk 3 Onderdeel Lezen blz. 68- 70
    Opdracht 1 t/m 3 in je schrift

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vragen?

Slide 7 - Tekstslide

Nu kan ik..
Aan het eind van de les kan ik opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Reflecteer voor jezelf.
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Werken aan opdrachten
Lees
De opdrachten goed.
Maak
Hoofdstuk 3 Onderdeel Lezen blz. 68- 73 opdr 4 en 5 in je schrift.
Hoe
In je eigen schrift voor Nederlands, je mag fluisterend overleggen met je schoudermaatje en vragen stellen aan je docent.
Tijd
15 minuten
Klaar?
Laat je schrift zien aan de docent en op de laptop zoeken naar voorbeeldteksten met opsommingen e/o tegenstellingen. Daarna flexen.
Huiswerk
Bovenstaande opdrachten.
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Nabespreken
Hoe ging de opdrachten?
Heb je het lesdoel behaald?
Weet je nu wat opsommingen en tegenstelling zijn?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Zo groen als ...
A
gras
B
een boom
C
een vis
D
een kikker

Slide 13 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 14 - Quizvraag

Zo doof als een...
A
kabouter
B
spin
C
mol
D
kwartel

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een concluderend verband?
A
Want
B
Het gevolg is
C
Kortom
D
Dankzij

Slide 16 - Quizvraag

Welk verband past het best bij deze signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Chronologisch
D
Tegenstellend

Slide 17 - Quizvraag

Welk verband toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)?
A
Opsommend verband
B
Concluderend verband
C
Vergelijkend verband
D
Oorzakelijk verband

Slide 18 - Quizvraag

Ik kan een ... herkennen aan de signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening
A
Feit
B
Argument
C
Mening
D
Toelichtend verband

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van:
verzorgen?
A
verhelpen
B
verwaarlozen
C
verdwijnen
D
verbouwen

Slide 20 - Quizvraag




Huiswerk



Blz. 68-73 Hoofdstuk 3 Onderdeel Lezen opdrachten 2t/m 5 in je schrift

Slide 21 - Tekstslide

Fijn weekend!

Slide 22 - Tekstslide