2.6 De organen voor vertering

2.6 De organen voor vertering
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.6 De organen voor vertering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op Proefwerk!
Vrijdag 25 november. 
Hoofdstuk 2 Voeding en Vertering
5de lesuur
2C
8ste lesuur
2D

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar LessonUp
LessonUp.app
Log in met je e-mailadres en password 

Doe mee met de les

Slide 3 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vertering van voedingsstoffen start in:
A
mondholte
B
maag
C
12-vingerige darm
D
dunne darm

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent darmperistaltiek?
A
vertering van voedsel in darm
B
vertering
C
Samenknijpen van de darm
D
kramp in maag

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de mond begint de vertering?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof helpt bij de vertering, maar verteert zelf niet?
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsvezels

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goed volgorde.
mond
slokdarm
maag
12-vingerige darm
dunne darm
dikke darm
endeldarm
anus

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaar
Laptop dicht of met het scherm naar mij toe draaien!

Slide 11 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

2.6 De organen voor vertering

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
6 Je kunt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen.
7 Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mond
Door kauwen wordt het voedselbrok verkleind  en wordt het oppervlak van het voedsel groter door deze oppervlaktevergroting kunnen de  verteringssappen er goed bij. 


Speeksel: een verteringssap die zetmeel verteert.
De tong duwt het voedsel naar de keel. Door te slikken wordt het in de slokdarm geduwd. Tijdens het slikken zijn de neusholte en luchtpijp afgesloten (huig en strotklepje). 
Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1
Onderkaakspeekselklier
Ondertongspeekselklier
Oorspeekselklier

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:08-01:30
Strotklepje
Luchtpijp
Slokdarm
Strottenhoofd
Slikken: huig en strotklep

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strotklepje
Slokdarm
Luchtpijp
Slikken: huig en strotklep

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slokdarm en maag

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltiek
Deze bewegingen van kring en lengtespieren die de voedselbrij voortduwen vinden plaats in slokdarm, maag en darmen. 
1: kringspieren zijn samengetrokken
2: kringspieren zijn ontspannen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maag
In de maagwand zitten ook kringspieren en lengtespieren. Je maag is bijna altijd in beweging. Het voedsel wordt gekneed en gemengd met maagsap. Maagsap bevat zoutzuur. Dit zuur doodt bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen.
Aan het eind van je maag zit een kringspier: de maagportier. De maagportier laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door naar de twaalfvingerige darm, in de maag wordt dus voedsel opgeslagen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier
Via de maagportier komt het voedsel in de twaalfvingerige darm . Hier komen verteringssappen uit de lever en uit de alvleesklier bij het voedsel. De lever maakt gal en de alvleesklier maakt alvleessap.
Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. Wanneer het nodig is, gaat gal via de galbuis naar de twaalfvingerige darm. Daar verdeelt de gal grote vetdruppels in kleinere druppeltjes . Dat heet emulgeren.  

Gal verteert de vetten niet, maar maakt ze alleen kleiner. Hierdoor wordt het oppervlak van de druppels vergroot. Verteringssappen kunnen dan sneller op de vetten inwerken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dunne darm
De dunne darm is bij mensen ongeveer zes meter lang. In de wand liggen darmsapklieren die darmsap maken.
In het darmkanaal zijn verschillende verteringssappen bij het voedsel gekomen. Die verteringssappen bevatten veel water. Daardoor bevat de voedselbrij in de dunne darm veel water. In dat water zijn de voedingsstoffen en verteringsproducten opgelost. In de dunne darm worden de voedingsstoffen en verteringsproducten opgenomen in het bloed. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Darmwand
De wand van de dunne darm is sterk geplooid . Op de darmplooien staan weer uitstulpingen: de darmvlokken. Door de darmplooien en darmvlokken heeft de darmwand een zeer groot oppervlak.
In de darmvlokken liggen bloedvaten. De wand van de darmvlokken is heel dun. Water met opgeloste voedingsstoffen en verteringsproducten kan door de wand heen. Zo worden de stoffen opgenomen in het bloed. Door het grote oppervlak van de darmwand gaat de opname van stoffen snel. Het bloed vervoert de opgenomen stoffen naar alle cellen van het lichaam.
                                   1 buitenaanzicht                2 doorsnede                  3 darmplooien                 4 darmvlok

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blindedarm
De dunne darm sluit aan op de dikke darm. Vlak onder de overgang ligt de blindedarm. De blindedarm heeft geen eigen functie bij de vertering. Aan de onderkant van de blindedarm zit een uitstulping: het wormvormig aanhangsel of de appendix. Bij een ‘blindedarmontsteking’ is dit aanhangsel ontstoken. Het wordt dan verwijderd met een operatie. De blindedarm zelf blijft zitten.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dikke darm
De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang. Vanuit de dunne darm komen de onverteerde voedselresten in de dikke darm. Deze brij bevat nog veel water. Via de wand van de dikke darm wordt bijna al dit water opgenomen in het bloed. Daardoor wordt de brij van voedselresten ingedikt. Als dat niet voldoende gebeurt, krijg je diarree. Je verliest dan te veel vocht en kunt daardoor uitdrogen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endeldarm
Door de darmperistaltiek gaan de ingedikte, onverteerde voedselresten naar de endeldarm. Daar worden ze tijdelijk opgeslagen. Het darmkanaal wordt afgesloten door een kringspier: de anus. Af en toe ontspant deze kringspier zich en wordt de endeldarm geleegd. Dat noem je ontlasting (poepen).

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting:

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
Wat? 2.4 De organen voor vertering - opdrachten 1 t/m 8.

Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies