P5L7 - 3HD - Dinsdag - 5.9 Spelling

Welkom 3HD






: )


Dinsdag

Planning van dit uur

  • Presentatie Lucas en Julian
  • Uitleg theorie spelling 
  • Individueel werken 





Aan het einde van deze les

  • heb je geleerd wanneer je er (of hier, daar en waar) + voorzetsel los of aan elkaar schrijft.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3HD






: )


Dinsdag

Planning van dit uur

  • Presentatie Lucas en Julian
  • Uitleg theorie spelling 
  • Individueel werken 





Aan het einde van deze les

  • heb je geleerd wanneer je er (of hier, daar en waar) + voorzetsel los of aan elkaar schrijft.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 3HD











: )


Dinsdag

Planning van dit uur
  • Samen oefenen grammatica 
  • Individueel werken aan grammatica 

Aan het einde van deze les
  • heb je alle zinsdelen herhaald die je tot nu toe hebt geleerd in havo 1 t/m havo 3
  • heb je alle woordsoorten herhaald die je tot nu toe hebt geleerd in havo 1 t/m havo 3

Slide 2 - Tekstslide

Presentaties
timer
5:00
Wie
Lucas en Julian
Wat
- Luister in stilte en met respect naar jouw klasgenoot
- Doe actief mee met de discussie aan het einde 
- Één leerling: geeft feedback 
Hoe
Klassikaal
Tijd
Alleen: 10 minuten, samen: 15-20 minuten 
Uitkomst
Deze presentatie is voor een cijfer  
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 3 - Tekstslide

Noem een voorzetsel

Slide 4 - Woordweb

Wat is de juiste spelling?
A
Het boek ligt er naast.
B
Het boek ligt ernaast.

Slide 5 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Hij gaat er van uit dat ik kom.
B
Hij gaat ervanuit dat ik kom.
C
Hij gaat ervan uit dat ik kom.

Slide 7 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel deel is van een splitsbaar werkwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Wie leest er voor?
B
Wie leest ervoor?

Slide 9 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat ertussenin.
B
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussenin.
C
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussen in.

Slide 11 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar kan je patat halen? Hiertegenover.
B
Waar kan je patat halen? Hier tegen over.
C
Waar kan je patat halen? Hier tegenover.

Slide 13 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar zat hij? Hij zat achter in de auto.
B
Waar zat hij? Hij zat achterin de auto.

Slide 15 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar zat hij? Hij zat achter in.
B
Waar zat hij? Hij zat achterin.

Slide 17 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Leg het boek maar bovenop de stapel.
B
Leg het boek maar boven op de stapel.

Slide 19 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 20 - Tekstslide

Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
  • Meestal aan elkaar
  • Niet aan elkaar als het voorzetsel deel is van een splitsbaar werkwoord
  • Niet aan elkaar al shet voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 21 - Tekstslide

Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 1 t/m 5 van 5.9 Spelling
Hoe
Invididueel, in stilte - na vijf minuten fluisterend overleggen 
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie van hoofdstuk 4 en 5 
Klaar
Werk aan een samenvatting voor de repetitie en/of testweektoets

Slide 22 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt geleerd wanneer je er (of hier, daar en waar) + voorzetsel los of aan elkaar schrijft. 

Huiswerk 
  • Lees de leertekst 'Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar' (pagina 164)
  • Maak opdracht 1 t/m 5 van 5.9 Spelling

    Slide 23 - Tekstslide

    Bijvoeglijk naamwoord

    Slide 24 - Tekstslide