H4L23 - 3HD/3VE - Dinsdag 18 juni - 5.9 Spelling

Welkom 3HD / 3VE : )


Toetsen en opdrachten die eraan komen:

  • Informatieve presentatie + discussie

  • Repetitie hoofdstuk 4 + 5 
    Laatste toetsweek, vanaf 27 juni
Planning van deze les:
  • Presentatie Batin en Matthias 
  • Uitleg er + voorzetsel (los of aan elkaar?) 
  • Zelfstandig werken: 
    Havo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 5.9 Spelling 
    Vwo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 5.9 Spelling 

Aan het einde van deze les:

  • weet je hoe je er + voorzetsel schrijft: los of aan elkaar. 
timer
10:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3HD / 3VE : )


Toetsen en opdrachten die eraan komen:

  • Informatieve presentatie + discussie

  • Repetitie hoofdstuk 4 + 5 
    Laatste toetsweek, vanaf 27 juni
Planning van deze les:
  • Presentatie Batin en Matthias 
  • Uitleg er + voorzetsel (los of aan elkaar?) 
  • Zelfstandig werken: 
    Havo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 5.9 Spelling 
    Vwo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 5.9 Spelling 

Aan het einde van deze les:

  • weet je hoe je er + voorzetsel schrijft: los of aan elkaar. 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Noem een voorzetsel

Slide 2 - Woordweb

Wat is de juiste spelling?
A
Het boek ligt er naast.
B
Het boek ligt ernaast.

Slide 3 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Hij gaat er van uit dat ik kom.
B
Hij gaat ervanuit dat ik kom.
C
Hij gaat ervan uit dat ik kom.

Slide 5 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel deel is van een splitsbaar werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Wie leest er voor?
B
Wie leest ervoor?

Slide 7 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat ertussenin.
B
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussenin.
C
Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussen in.

Slide 9 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar kan je patat halen? Hiertegenover.
B
Waar kan je patat halen? Hier tegen over.
C
Waar kan je patat halen? Hier tegenover.

Slide 11 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar zat hij? Hij zat achter in de auto.
B
Waar zat hij? Hij zat achterin de auto.

Slide 13 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Waar zat hij? Hij zat achter in.
B
Waar zat hij? Hij zat achterin.

Slide 15 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel 
meestal aan elkaar

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Leg het boek maar bovenop de stapel.
B
Leg het boek maar boven op de stapel.

Slide 17 - Quizvraag

Regel er + voorzetsel
Niet aan elkaar als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 18 - Tekstslide

Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
  • Meestal aan elkaar
  • Niet aan elkaar als het voorzetsel deel is van een splitsbaar werkwoord
  • Niet aan elkaar al shet voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort

Slide 19 - Tekstslide