De student kan tarwe als graansoort klassificeren.
De student kan de herkomst van graan benoemen.
De student kan de kenmerken van meel- en bloem benoemen.
De student kan de verschillende componenten van een tarwekorrel aangeven.
De student weet het verschil in harde en zachte tarwe, en kan aangeven wat de verschillen voor concequenties hebben op bakkerijproducten.