- Aan het eind van de les kun je de drie 'lopen' van de rivier herkennen in het landschap en de ontstaanswijze in eigen woorden beschrijven.
- Aan het eind van de les kun je in eigen woorden het proces van erosie omschrijven en dit koppelen aan de vorm van een gebergte.
- Aan het eind van de les kun je het proces van sedimentatie in je eigen woorden uitleggen en hier gevolgen aan koppelen.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.2
Boeken + snelhechter
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Introductie
Periode 2: hoofdstuk 1 landschappen
Paragraaf 1.3
Planning:
Nakijken 1.2 huiswerk
herhaling met lessonup
Theorie
Check vragen
Lesdoelen:
- Aan het eind van de les kun je de drie 'lopen' van de rivier herkennen in het landschap en de ontstaanswijze in eigen woorden beschrijven.
- Aan het eind van de les kun je in eigen woorden het proces van erosie omschrijven en dit koppelen aan de vorm van een gebergte.
- Aan het eind van de les kun je het proces van sedimentatie in je eigen woorden uitleggen en hier gevolgen aan koppelen.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.2
Boeken + snelhechter
Slide 1 - Tekstslide
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje
Zelfstandig
Klaar? Lezen 1.3 in stilte
Slide 2 - Tekstslide
Hoe noem je hoogteverschillen in het landschap?
A
contrast
B
reliëf
C
Kenmerk
D
Ligging
Slide 3 - Quizvraag
Wat is laagland ?
A
Dat is land tussen 200 en 500 meter
B
Dat is land tussen 500 en 1500 meter
C
Dat is land tussen 1500 meter en hoger
D
Dat is land tussen 0 en 200 meter
Slide 4 - Quizvraag
Sleep de juiste foto's naar de juiste woorden
Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte
Slide 5 - Sleepvraag
Hooggebergte
Heuvelland
Laagvlakte
Slide 6 - Sleepvraag
De bovenloop
Slide 7 - Tekstslide
De bovenloop
Een rivier begint hoog in de bergen --> de bovenloop
Rivier stroomt erg hard!
Weinig bochten in de rivier.
Slide 8 - Tekstslide
Bovenloop van de Rijn
Slide 9 - Tekstslide
De middenloop
Middenloop
Slide 10 - Tekstslide
Middenloop
Rivier krijgt steeds meer bochten (meanders).
Stroomt minder hard.
Slide 11 - Tekstslide
De benedenloop
Benedenloop
Slide 12 - Tekstslide
Benedenloop
Bijna geen hoogteverschillen meer. De rivier stroomt traag .
Maakt wijde bochten.
Slide 13 - Tekstslide
Wat voor verwering zie je hier?
A
Biologische verwering
B
Chemische verwering
C
Fysische verwering
Slide 14 - Quizvraag
Verwering is...
A
het vervoeren van stenen en zand door een rivier
B
het kapot gaan van stenen door vorst, temperatuur verschillen en wortels van bomen
C
de druk van rotsen op een helling
D
het transport van grote keien in een gletsjer
Slide 15 - Quizvraag
Welke vorm van mechanische verwering zie je op de afbeelding?
A
Vorstverewering
B
Verwering door temperatuurverschil
C
Biologische verwering
Slide 16 - Quizvraag
Verweerd materiaal
De rivier brengt materiaal mee uit de bovenloop naar de midden/benedenloop.
Dit materiaal wordt steeds kleiner hoe verder je gaat.
= erosie.
Rotsen, stenen, grind, zand, klei
Slide 17 - Tekstslide
Hoe sneller de rivier stroomt, hoe ... het verweringsmateriaal.
A
kleiner
B
groter
Slide 18 - Quizvraag
Erosie
= het uitslijten/schuren van gesteente
Door het geschuur slijt ook het aardoppervlak.
Erosie ontstaat door
wind
water
ijs
Slide 19 - Tekstslide
Voor erosie
Na erosie
Slide 20 - Tekstslide
erosie door ijs
erosie door water
erosie door wind
Slide 21 - Tekstslide
U-dal = erosie door ijs (gletsjer)
V-dal = erosie door water (rivier)
Dik pakket van ijs, 10tallen meters dik, beweegt langzaam (enkele meters per dag) door het dal. Dat komt door de zwaartekracht en het aan en afsmelten van ijs.
Slide 22 - Tekstslide
Sedimentatie
= Het neerleggen van verweringsmateriaal
Slide 23 - Tekstslide
Sedimentatie.
Slide 24 - Tekstslide
Sedimentatie
Slide 25 - Tekstslide
Hoe ontstaan bochtende rivieren?
Slide 26 - Tekstslide
Meanderen
Slide 27 - Tekstslide
Meanders
Slide 28 - Tekstslide
Boven, midden en benedenloop
Opdracht: vul de tabel verder in met de woorden veel, weinig, hoog, laag, gemiddeld.
Tijd: 5 minuten. Klaar? Aan de slag met de opdrachten van paragraaf 1.3 in je werkboek.