Past simple
Dit gebruik je als iets in het verleden is gebeurd, en ook afgelopen is.
Bij regelmatige werkwoorden komt er –ed achter het woord. Watch – watched, look – looked, play – played
Onregelmatige werkwoorden veranderen allemaal op hun eigen manier.
Negatieve/ontkennende zin: Dit geeft aan dat iets niét zo is.
I saw a movie last night vs. I didn’t see a movie last night.
Vraagzin: Een vraagzin begint altijd met ‘did’.
She went to school today > Did she go to school today?
Present perfect : have/has + voltooid dw.
I have lived there for 10 years.
Bij regelmatige werkwoorden voeg je –ed toe, het voltooid deelwoord is dan het zelfde als de past simple vorm. Maar, bij onregelmatige werkwoorden verandert de vorm, dit moet je uit je hoofd leren.
Bij een vraagzin: Dan zet je have/has vooraan in de zin. > Has she lived there since 2020?
Bij een ontkennende zin: Dan voeg je not toe achter has of have, dit wordt dan ‘hasn’t of ‘haven’t’. > She hasn’t lived there since 2020
* FYNE JAS