Nova MCE2 MP pag 87 y la hora

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Clase de español

Lunes 12 de abril

- repaso semana pasada

- hacer una cita

- la hora

Repaso - hacer una cita

Hoe doe je een voorstel voor een afspraak?

Met welk Spaans werkwoord geef je aan dat je iets gaat doen?

Kijk naar opdracht 4 op pagina 87. Je wil je klasgenoot uitnodigen voor 'el campeonato de fútbol-sala. Welke vraag stel je?
(spieken mag bij opdracht 3c)

Opdracht 4 pagina 87. Je wilt je klasgenoot uitnodigen voor 'el concierto de música. Welke vraag stel je?

las cinco y media

las siete menos cuarto

la una y cuarto

la una menos veinticinco

la una menos cuarto

las siete y cuarto

¿Qué hora es?

Son .....

1. la diez y veinticinco
2. las diez y veintisiete
3. las once menos media
4. cinco para las once y media

¿Qué hora es?

1. Son las ocho en punto
2. Son las ocho menos diez
3. Son las ocho menos dos minutos
4. Es la ocho y cinco

¿Qué hora es?

1. son la una y media
2. son las una y media
3. es las una y media
4. es la una y media

¿A qué hora empieza la clase de español hoy?
Maak een hele zin

Kijk naar het filmpje en beantwoord de vragen:

1.  Hoe laat staat ze op?
2. Hoe laat neemt ze de bus?
3. Hoe laat begint haar werk?
4. Hoe laat is het lunchpauze?
5. Hoe laat gaat ze naar de universiteit?
6. Hoe laat heeft ze les?
7. Hoe laat gaat ze slapen?

Hoe laat staat ze op?

1. 7 uur
2. half 8
3. 8 uur
4. kwart over 8

Hoe laat neemt ze de bus?

1. half 9
2. 9 uur
3. kwart over 9
4. half 10

¿A que hora empieza a trabajar?

Hoe laat heeft ze lunchpauze?

1. 1 uur
2. 2 uur
3. half 3
4. half 2

¿A qué hora va a la universidad? Antwoord in een hele zin!

¿A qué hora tiene clases?

1. de 16 a 20 horas
2. de 16 a 18 horas
3. de 16 a 19 horas
4. de 16 a 17 horas

¿A qué hora va a dormir?

1. a las 11
2. a las 12
3. cada día diferente
4. a las 10

Hoe vraag je in het Spaans hoe laat het is?

¿Qué hora es?

Dit was een makkie

want ik wist alles al

ik wist veel niet meer, maar nu wel

dit was helemaal compleet nieuw voor mij

waar ging dit over?

Formatieve toets

Opdracht voor 19 april

Inleveren voor een cijfer 

De opdracht

1. Maak een filmpje (met de camera aan )

2. Vertel in minimaal 12 zinnen drie activiteiten die je deze week gaat doen; bijvoorbeeld school ( rooster / vakken), sport, met vrienden afspreken, uitgaan, hobby’s, etc. Gebruik hele zinnen en vertel:

a. Wie je bent

b. Wat je gaat doen x 3

c. Wanneer (dag) x 3

d. Hoe laat x 3

e. Met wie of alleen x 3

Denk hierbij ook om de uitspraak. Twijfel je? Zet de door jou gemaakte tekst eventueel in readspeaker.com en luister naar de uitspraak als voorbeeld.

3. Upload jouw filmpje in TEAMS 

4. Deadline is ........