Recreatie herhaling hfst 1 - 3 Uitgeversgroep

 


Recreatie
Herhaling hfst 1 -3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudievaardighedenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 


Recreatie
Herhaling hfst 1 -3

Slide 1 - Tekstslide

Wat denk jij wat recreatie is?

Slide 2 - Open vraag

Recreatie vormen
Uur recreatie = iedere vorm van recreatie in je woonomgeving die maximaal drie uur duurt. 

Dagrecreatie = Iedere vorm van recreatie die langer duurt dan drie uur, maar waar geen overnachting bij zit.

Verblijfsrecreatie = Iedere vorm van recreatie waarbij je minimaal een nacht tegen betaling ergens anders slaapt. 

Slide 3 - Tekstslide

Uur recreatie 
Dag recreatie
Verblijfs recreatie 
Een dagje shoppen in Maastricht
Een weekend in een bungalowpark
Een midweek in een hotel op Terschelling
Een uurtje fitness
Een bezoek aan de bioscoop
Een middagje genieten op het terras
Twee weken vakantie in Friesland

Slide 4 - Sleepvraag

Frontoffice
Frontoffice functies zijn functies waarin je direct contact met gasten hebt. 

- Receptie
- Recreatie
- Bediening
- Algemene dienst 
- Evenementen
Backoffice
Backoffice functies zijn functies waarin je weinig direct contact met gasten hebt

- Administratie
- Commerciële afdeling
- Schoonmaak
- Keuken
- Technische dienst 

Slide 5 - Tekstslide

Gastvrijheid

Heeft alles te maken met een welkom gevoel geven aan de gasten 

Voorbeeld: De kaartverkoop medewerker begroet jou bij binnenkomst.
Gastgerichtheid

Heeft meer met handelingen te maken, oftewel dingen die je doet. 

Voorbeeld: De medewerker vraagt of hij ergens bij kan helpen. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke stelling over vrije tijd is juist?
A
Dagelijkse werkzaamheden horen ook bij vrije tijd.
B
Vrije tijd is iets doen wanneer je niet hoeft te werken
C
Voor iedereen zijn de bezigheid in de vrije tijd hetzelfde
D
Wanneer je alle verplichtingen hebt gedaan, heb je vrije tijd

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een verplichting?
A
Boodschappen doen
B
Een boek lezen
C
Film kijken
D
Wandelen

Slide 8 - Quizvraag

Gastgerichtheid
Gastvrijheid
De receptioniste vraagt of zij voor de gasten een reservering moet maken voor het restaurant.
De gastvrouw neemt de jassen aan en loopt mee naar de tafel en vraagt of de gasten al zin hebben in een drankje.

Slide 9 - Sleepvraag

Doelgroepen in de recreatie
Een doelgroep is een groep mensen met een aantal dezelfde kenmerken. 

- Doelgroepen in dezelfde leeftijdsgroep
- Doelgroepen met dezelfde interesses 

Slide 10 - Tekstslide

11 tot 14 jaar
Volwassenen 18 +
0 tot 4 jaar
Senioren 55+
Zakdoekje leggen
Wijnproeverij
Fietstocht 
Waterballonestafette

Slide 11 - Sleepvraag

Verschillende manier van overnachten
Logies = alleen overnachten
Logies + ontbijt = overnachten met ontbijt
Halfpension = Overnachting met ontbijt en diner 
Volpension = Overnachting met ontbijt, lunch en diner 
All inclusive = Overnachting met ontbijt, lunch, snack, diner, inclusief alle drankjes. 

Slide 12 - Tekstslide

Aanbodgestuurde recreatie

Een bedrijf heeft vaak zelf hele goede ideeën over wat zij de gasten willen aanbieden. Vaak bedenken bedrijven daarom zelf hun aanbod. Een bedrijf dat op deze manier werkt, werkt aanbodgestuurd.
Vraaggestuurde recreatie

 De klant is koning! 
Binnen de vraaggestuurde recreatie is dit een erg toepasselijke uitspraak. De klant bepaalt namelijk welke activiteiten het bedrijf aanbiedt. 

Slide 13 - Tekstslide

Trends

Trends zijn zaken die vaak veranderen. Op dit moment is bijvoorbeeld "gezond leven" heel erg in. Daarom bieden hotels ook sportlessen aan. 
Duurzaamheid

Duurzaamheid betekent dat er rekening gehouden wordt met het milieu. Een voorbeeld is het scheiden van afval. 

Slide 14 - Tekstslide

Hotelclassificatie 



5 sterren: Luxehotel met veel voorzieningen
4 sterren: Eersteklas hotel met veel voorzieningen
3 sterren: een middenklasse hotel
2 sterren: een eenvoudig hotel met iets meer voorzieningen dan een hotel met één ster
1 ster: een eenvoudig hotel met basisvoorzieningen

Slide 15 - Tekstslide

Wat is recreatie?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het doel van recreatie?
A
Geld verdienen om uiteindelijk wens te maken
B
Kunnen ontspannen met activiteiten in je vrije tijd
C
nieuwe sociale contacten opboouwen
D
Zoveel mogelijk leuke en spannende activiteiten bedenken

Slide 17 - Quizvraag

Wanner ben je een toerist?
A
Als je een actieve activiteit uitvoert
B
Als je recreëert
C
Als je voor het werk naar een plaats buiten je woonomgeving gaat
D
Als je voor plezier reist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een kort en een lang verblijf?
A
Een kort verblijf is altijd in jouw woonomgeving
B
Een kort verblijf is maximaal 2 overnachtingen in hetzelfde hotel
C
Een lang verblijf is minimaal 4 aaneengesloten overnachtingen
D
Voor een lang verblijf reis je met een vliegtuig

Slide 19 - Quizvraag

De hoofdredenen voor het bezoeken van een recreatiebedrijf zijn de diensten, maar je kunt er ook producten kopen. Wat is een voorbeeld van een product?
A
De huur van de standplaats op een camping
B
Fietskaart van verschillende routes in de omgeving
C
Gebruik van de fitnessapparatuur
D
Genieten van de attracties

Slide 20 - Quizvraag

In een recreatiebedrijf kun je onder andere werken in de front- en backoffice. Wat is een backoffice functie?
A
Administratie
B
Animatie
C
Bediening
D
Receptie

Slide 21 - Quizvraag

Recreatievormen en -bedrijven

Slide 22 - Tekstslide

Hoe wordt uur recreatie onderverdeeld?
A
Actieve en ontspannende activiteiten
B
Binnen-en-buiten activiteiten
C
Vrije tijd, cultuur en beleving
D
Sport, natuur en cultuur

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekenen de sterren bij verblijfsrecreatie?
A
Aantal slaapplaatsen
B
Hoeveel voorzieningen / faciliteiten er zijn
C
De kwaliteit
D
De prijs van de kamers/staanplaatsen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een groepsaccomodatie?
A
Er is altijd een zwembad aanwezig
B
Gezamenlijke sanitaire voorzieningen
C
Gasten hebben eigen kamers
D
Er is een restaurant aanwezig

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk pension is de lunch inbegrepen?
A
Logies
B
Logies + ontbijt
C
Halfpension
D
Volpension

Slide 26 - Quizvraag

Welk voorbeeld hoort bij duurzaamheid in een hotel?
A
Een handdoek hergebruiken
B
Gebruikmaken van room-service
C
In bad gaan in plaats van douchen
D
In het restaurant van het hotel dineren

Slide 27 - Quizvraag

Recreatiemogelijkheden voor gasten 

Slide 28 - Tekstslide

Wat betekent de term budget?
A
Het bedrag dat de gast kan besteden
B
Het bedrag dat de gast overhoudt aan het einde van de dag
C
Het bedrag dat een gast terug krijgt na het terugbrengen van spullen
D
Het bedrag dat een gast aan het einde van de dag heeft besteed

Slide 29 - Quizvraag

Recreatiebedrijven hebben vaak een commercieel belang. Wat betekent dat?
A
Het bedrijf promoot veel
B
Het bedrijf verdient geld met de recreatieve activiteiten
C
Het belangrijkste in het bedrijf is dat de gasten ontspannen
D
Het bedrijf communiceert met het hele land

Slide 30 - Quizvraag

In welk seizoen kun je het beste een estafette op het strand organiseren?
A
Herfst
B
Winter
C
Lente
D
Zomer

Slide 31 - Quizvraag

Waarom werken sommige bedrijven op vraaggestuurd aanbod?
A
Dan weet het bedrijf wat de gasten graag willen. De gasten bepalen nu eenmaal.
B
Het is geldbesparend
C
Je kunt steeds het bedrijf opnieuw inrichten
D
Zo kunnen bedrijven zelf het aanbod bedenken

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting OMA in de recreatiebranche en wanneer wordt dit gebruikt?
A
Ochtend Middag Activiteiten, dag recreatie
B
Ochtend Middag Avond, Activiteitenprogramma
C
Opstelling Materiaal Activiteiten, Activiteitenprogramma
D
Opstelling Materiaal Activiteiten, dag recreatie

Slide 33 - Quizvraag

Gastencontact 

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor receptie?
A
Backoffice
B
Frontoffice
C
Informatiebalie
D
Ontvangstbalie

Slide 35 - Quizvraag

De uitstraling van een lobby in een hotel is erg belangrijk. Wat is een lobby?
A
De gardarobe
B
De ontvangsthal
C
De receptie
D
Horeca zitgedeelte

Slide 36 - Quizvraag

Hoe verwoord je de begroeting in een zakelijke mail?
A
Beste
B
Geachte
C
Hallo
D
Hoi

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent representatief zijn?
A
Een dienstverlenende instelling hebben
B
Er verzorgd en netjes uitzien, passend bij de functie
C
Goed kunnen communiceren
D
Het beheersen van alle werkzaamheden

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een doelgroep?
A
Een groep personen die verschillende bedoelingen hebben
B
Een groep personen die verschillende kenmerken hebben
C
Een groep personen die dezelfde kenmerken hebben
D
Een groep personen die dezelfde plannen hebben

Slide 39 - Quizvraag