Formuleren - op woordniveau

Formuleren
Aan het eind van deze les kun je 
- fouten op woordniveau herkennen en verbeteren
- de juiste verwijswoorden gebruiken
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
Aan het eind van deze les kun je 
- fouten op woordniveau herkennen en verbeteren
- de juiste verwijswoorden gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Misschien is er dan wel een vervangend substituut voor benzine gevonden.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 5 - Quizvraag

Het werkstuk staat op mijn computer, ik zal het straks even uitprinten.

A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 6 - Quizvraag

Weet je inmiddels al wat de oorzaak voor dit probleem is?
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 7 - Quizvraag

Het is misschien een klein detail, maar ik wil dat je er rekening mee houdt.

A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 8 - Quizvraag

Misschien kun je eventueel invallen voor de helaas zieke collega.

A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 9 - Quizvraag

Dit hoofdstuk geeft een overzicht op de wet- en regelgeving.

A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Verkeerd voorzetsel

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Een aantal problemen zijn gewoon moeilijk op te lossen.

A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Onder de eerste boeren die naar Canada vertrokken, was ook mijn neef Jos.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Het gros van de Nederlanders zijn volgens de krant blij met het koningshuis.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

De advocaten van Trump, zijn zoon Donald jr. en zijn dochter Ivanka ...... hen nog onder deze getuigenis uit te laten komen.
A
probeerde
B
probeerden

Slide 15 - Quizvraag

Maar twintig procent van de aanwezigen ...... voor.
A
stemde
B
stemden

Slide 16 - Quizvraag

Alle leerlingen ...... vanwege de storm eerder naar huis.
A
wilde
B
wilden

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen. Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Verwijswoorden
Antecedent
Verwijswoord
de-woord
die/deze
het-woord 
dit/dat
Antecedent
Verwijswoord
vrouwelijk
haar
mannelijk
hem 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Verwijswoorden
  •  Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn.
  • Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar dat en datgene, naar een onbepaald voornaamwoord, naar een overtreffende trap of naar een hele zin; mooiste is een overtreffende trap

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Verwijswoorden
Hen > na een voorzetsel én als lijdend voorwerp
Hun > GEEN voorzetsel én als meewerkend voorwerp

*Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.



Slide 27 - Tekstslide

De bibliotheek organiseert vaak leuke activiteiten voor zijn leden.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Een hond is voor veel mensen een kameraad met wie ze een hechte band opbouwen.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Het boek Max Havelaar, wat meer dan 150 jaar geleden voor het eerst gedrukt werd, is nog steeds actueel.
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Deze onderneming heeft ...... financiën niet op orde.
A
zijn
B
haar

Slide 31 - Quizvraag

Het onderzoek ...... onze directeur heeft gedaan, laat zien dat er nog veel verbeterpunten zijn.
A
wat
B
dat
C
die
D
wie

Slide 32 - Quizvraag

Ze had iets gedaan ...... niet mocht.
A
wat
B
dat
C
die
D
wie

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Haar ouders hebben ...... de hoop opgegeven.
A
beide
B
beiden

Slide 35 - Quizvraag

De meeste koeien zoeken de schaduw op, maar ...... staan in de volle zon.
A
enkele
B
enkelen

Slide 36 - Quizvraag

Houd jij van hiphop? ...... kunnen die muziek echt niet waarderen.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 37 - Quizvraag

Aan het eind van deze les kun je
- fouten op woordniveau herkennen en verbeteren
- de juiste verwijswoorden gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll