C6 Formuleren P3: Fouten met verwijzen

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Formuleren H3: Fouten met verwijswoorden

Aan het eind van de les:
  • kun je fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Slide 4 - Tekstslide

Log in in de LessonUp. We blikken eerst uitgebreid terug op Grammatica P3.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is fout in deze zin?

Karin vond een lekker recept en gebruikte deze voor het menu.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Roodkapje is op weg naar .... oma
A
zijn
B
hun
C
haar
D
ze

Slide 8 - Quizvraag

Roodkapjes beste vriend is op weg naar .... oma
A
zijn
B
haar
C
kan allebei

Slide 9 - Quizvraag

De mediatheek heeft ..... collectie online-boeken uitgebreid.
A
zijn
B
haar
C
hun
D
ze

Slide 10 - Quizvraag

Deze les loopt lekker, maar .... van vorige keer liep in de soep.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 11 - Quizvraag

Let op!
Verwijswoorden - hen/hun
Het verwijswoord hen gebruik je als lijdend voorwerp (lv) en na een voorzetsel (vz).
Het verwijswoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp (mv).

Anita’s ouders wonen vlakbij en ze bezoekt hen vaak. Ze neemt dan iets lekkers voor hen mee en bezorgt hun een gezellige middag.


Slide 12 - Tekstslide

Ik zie een groepje leerlingen. Ik roep ...
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quizvraag

Jan en Yet vinden het nog lastig. Ik leg het .... nog een keer uit.
A
hen
B
hun

Slide 14 - Quizvraag

..... lopen door de school.
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb een cadeautje gekocht voor ....
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quizvraag

Let op!
Verwijswoord - wat 

Met het verwijswoord wat verwijs je naar
  • dat en datgene
  • een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets en het enige), 
  • een overtreffende trap (het beste
  • een hele zin:

Er stond een lange file voor de brug, wat behoorlijk tegenviel.

Slide 17 - Tekstslide

We hebben alles, ..... de docent vertelde, opgeschreven
A
dat
B
die
C
wat
D
dit

Slide 18 - Quizvraag

Dat schilderij is echt het mooiste .... ik ooit gezien heb.
A
wat
B
dat
C
die
D
dit

Slide 19 - Quizvraag

Het gaafste liedje ....... ik ken is 'Wuthering Heights' van Kate Bush.
A
wat
B
dat
C
dit
D
die

Slide 20 - Quizvraag

Het is lekker hoog gezongen, ...... ik prachtig vind.
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quizvraag

Let op!
Verwijswoord - dieren/mensen

  • Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar+voorzetsel (daarvan, waarover)
  • Naar mensen verwijs je met voorzetsel+wie (van wie, over wie):

De SRV-man bij wie ik wekelijks boodschappen doe, beschikt over een luxe wagen, waarmee hij door het dorp rijdt

Slide 22 - Tekstslide

Ken jij de zanger ...... ik mijn verslag geschreven heb?
A
waarover
B
over wie

Slide 23 - Quizvraag

Ken jij het museum ...... ik mijn verslag geschreven heb?
A
waarover
B
over wie

Slide 24 - Quizvraag

Formuleren P3 - Fouten met verwijswoorden

Slide 25 - Tekstslide

Zoals we de vorige les besproken hebben, wijzen verwijswoorden terug naar een woord dat eerder genoemd is. Mensen maken veel fouten met verwijswoorden. Hier zijn verschillende oorzaken voor.

Slide 26 - Tekstslide

Oorzaak 1


  • Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.
  • De-woorden verwijzen met die, het-woorden verwijzen met dat. Artikel is een het-woord, dus die moet dat zijn.

Iemand weet niet of het woord waarnaar hij verwijst een de-woord of een het-woord is.


Slide 27 - Tekstslide

Oorzaak 2


  • De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands. 
  • 'Familie' is vrouwelijk, dus zijn moet haar zijn.
Iemand weet niet of het de-woord waarnaar hij verwijst, mannelijk of vrouwelijk is.






Slide 28 - Tekstslide

Oorzaak 3


  • Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
  • Hen moet hun zijn, want meewerkend voorwerp zonder voorzetsel > 'hun'. 
Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden.





Slide 29 - Tekstslide

Oorzaak 3


  • Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten
  • Namen van landen, provincies, steden en clubs + verkleinwoorden zijn het-woorden (verwijzen met het en zijn: haar moet zijn zijn.
Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden.





Slide 30 - Tekstslide

Oorzaak 3


  • Onze zeehelden, waarnaar in veel steden straten zijn vernoemd, waren geen lieverdjes.
  • Dieren en dingen > waar + voorzetsel (waarover, waarvoor enz.),             mensen  > voorzetsel + wie (over wie, voor wie enz.), dus waarnaar moet naar wie zijn.
Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden.





Slide 31 - Tekstslide

Oorzaak 3


  • Het mooiste dat ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen, is een gouden armband.
  • Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar een overtreffende trap: mooiste is een overtreffende trap, dus dat moet wat zijn.
Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijswoorden.





Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de volgende opdrachten zelfstandig:
  • Cursus 5 Grammatica §5: opdr. 1 t/m 3 en 5
  • Cursus 6 Formuleren §3: opdr. 1 t/m 3

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van §3 en §5, oefen extra via NN Online of ga lezen in je leesboek. 
timer
20:00

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 5 februari:
  • C5 §5: opdr. 1 t/m 3 en 5
  • C6 §3: opdr. 1 en 2

Slide 34 - Tekstslide