meedoen met het bespreken van het huiswerk van §5.1 over genotype en fenotype (verplicht voor degene die het niet gemaakt hebben of veel fouten hebben).
Zelfstandig werken tot het huiswerk is besproken.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag:
Lees de tekst van §5.2 over chromosomen door en maak de bijbehorende opdrachten, opd. 1 t/m 5 + 7 t/m 9, §5.2 (huiswerk voor do. 3 juni)
Lees de tekst van §5.1 over het genotype en fenotype óf §5.2, over chromosomen en maak een samenvatting van deze tekst, op je eigen manier óf maak de samenvattingsopdrachten.
Bekijk dit filmpje over erfelijkheid van biobits (15 min.)
Ben je klaar, dan kies je een andere opdracht uit.
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg §5.2 over chromosomen
Slide 4 - Tekstslide
Chromosomen
Bij de mens 46 in iedere celkern
22x twee dezelfde
Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen
Van elk paar komt er een van de vader en een van de moeder, behalve bij de ...
Al de chromosomen in één cel bevat het complete bouwplan van een organisme.
Slide 5 - Tekstslide
Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
In geslachtscellen komen chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel? Ja of nee
Slide 8 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel? Ja of nee
Slide 10 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 12 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 14 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoelen van deze en komende les:
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Slide 16 - Tekstslide
Genen
Gen: een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijv. oogkleur
Elk chromosoom bevat vele genen
Alle genen in een celkern samen vormen het genotype
Slide 17 - Tekstslide
Genen
Elk bandje op een chromosoom kun je zien als een gen
Slide 18 - Tekstslide
Een allel is één van de verschillende varianten van een bepaald gen.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 5a
Welke van deze chromosomen vormen een chromosomenpaar? Leg je antwoord uit.
De chromosomen 1 en 4, omdat in deze chromosomen op dezelfde plaats een gen ligt voor dezelfde erfelijke eigenschap.
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 5b
In welke cel zijn de chromosomen en genen juist getekend? Leg je antwoord uit.
In cel 3, omdat in deze cel de chromosomen met dezelfde vorm genen hebben voor dezelfde erfelijke eigenschappen.