Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen van deze en komende les:
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Slide 3 - Tekstslide
Genotype
Fenotype
Alle eigenschappen van een organisme samen; zichtbare eigenschappen en niet-zichtbare eigenschappen.
De complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen van een organisme
Slide 4 - Sleepvraag
Hoeveel chromosomen heeft een menselijke lichaamscel?
A
23
B
23 paar
C
46
D
46 paar
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een gen?
A
Hetzelfde als een chromosoom
B
Hetzelfde als een allel
C
Een deel van een chromosoom
D
De informatie voor één erfelijke eigenschap
Slide 6 - Quizvraag
Laatste vraag:
A
Levercel: 46
Spermacel: 23
B
Levercel: 22.333
Spermacel: 11.166
C
Levercel: 2
Spermacel: 1
Slide 7 - Quizvraag
Keuze uit...
meedoen met het bespreken van het huiswerk van §5.1 over genotype en fenotype (verplicht voor degene die het niet gemaakt hebben of veel fouten hebben).
Zelfstandig werken tot het huiswerk is besproken.
Slide 8 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag:
Lees de tekst van §5.2 over chromosomen door en maak de bijbehorende opdrachten, opd. 1 t/m 5 + 7 t/m 9, §5.2 (huiswerk voor do. 3 juni)
Lees de tekst van §5.1 over het genotype en fenotype óf §5.2, over chromosomen en maak een samenvatting van deze tekst, op je eigen manier óf maak de samenvattingsopdrachten.
Bekijk dit filmpje over erfelijkheid van biobits (15 min.)
Ben je klaar, dan kies je een andere opdracht uit.
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg §5.2 over chromosomen
Slide 10 - Tekstslide
Chromosomen
Bij de mens 46 in iedere celkern
22x twee dezelfde
Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen
Van elk paar komt er een van de vader en een van de moeder, behalve bij de ...
Al de chromosomen in één cel bevat het complete bouwplan van een organisme.
Slide 11 - Tekstslide
Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
In geslachtscellen komen chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 14 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 16 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 18 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Opdracht
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een witte bloedcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een bevruchte eicel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
Slide 20 - Tekstslide
Kan deze DNA-volgorde twee keer voorkomen in een zaadcel? Ja of nee
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Leerdoelen van deze en komende les:
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Genen
Gen: een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijv. oogkleur
Elk chromosoom bevat vele genen
Alle genen in een celkern samen vormen het genotype
Slide 24 - Tekstslide
Genen
Elk bandje op een chromosoom kun je zien als een gen
Slide 25 - Tekstslide
Een allel is één van de verschillende varianten van een bepaald gen.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 5a
Welke van deze chromosomen vormen een chromosomenpaar? Leg je antwoord uit.
De chromosomen 1 en 4, omdat in deze chromosomen op dezelfde plaats een gen ligt voor dezelfde erfelijke eigenschap.
Slide 28 - Tekstslide
Opdracht 5b
In welke cel zijn de chromosomen en genen juist getekend? Leg je antwoord uit.
In cel 3, omdat in deze cel de chromosomen met dezelfde vorm genen hebben voor dezelfde erfelijke eigenschappen.