CAMPUS 3 DEEL 2 LES 11 figuurlijk taalgebruik: spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes

DEEL 2 LES 11 
FIGUURLIJK TAALGEBRUIK: spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

DEEL 2 LES 11 
FIGUURLIJK TAALGEBRUIK: spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes

Slide 1 - Tekstslide

Kijk even naar volgend filmpje...

Slide 2 - Tekstslide

Dat was de theorie, maar kan je ze nu ook herkennen?
Quizzen maar...
(Je mag de groene kaders in je boek gebruiken p 144 en 145.)

Slide 3 - Tekstslide

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Het loont de moeite."
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Even een opwarmertje...

Slide 6 - Tekstslide

Welk spreekwoord gebruik jij wel eens en wat betekent het?

Slide 7 - Open vraag

Misschien heb je helemaal geen spreekwoord opgeschreven bij de vorige vraag, want een spreekwoord is niet hetzelfde als een uitdrukking of gezegde. Zie hier het verschil:

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Eens kijken wat je 
hebt onthouden...

Sleep de kenmerken op de volgende slide naar het juiste begrip.

Slide 10 - Tekstslide

Spreekwoord
Uitdrukking
Gezegde
Algemene 
levenswijsheid
Altijd een zinsdeel
Geen werkwoord
Vaste verbinding van woorden
Onveranderlijk
aangepaste formulering
O en PV
kunnen aangepast worden

Slide 11 - Sleepvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Jong geleerd, is oud gedaan."
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 12 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Met man en macht"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"van jetje geven"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Joost mag het weten."
A
Spreekwoord
B
uitdrukking
C
Gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Het gelag betalen"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"beter laat dan nooit"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
"Tot in de kleine uurtjes"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 18 - Quizvraag

Weet je nog met welk 'spreekwoord' je zelf begonnen was? Noteer het hieronder nog eens opnieuw en noteer tussen haakjes of het een spreekwoord, een uitdrukking of gezegde is.

Slide 19 - Open vraag

Spreekwoorden en uitdrukkingen zoek je in het woordenboek op op het eerste trefwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Maak nu opdracht 5 op p 336 in je werkboek.

Gaat het om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde?
Noteer de betekenis in de laatste kolom.

Slide 21 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
"Honger maakt rauwe bonen zoet"--> trefwoord = honger
"Het loopt de spuigaten uit." --> trefwoord = spuigaten

Slide 22 - Tekstslide

Ga naar het online spreekwoordenboek door op de link op de volgende slide te klikken. 
1) Zoek de betekenis op van de gevraagde spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes.
2) Vermeld tussen haakjes of het een spreekwoord (SW), uitdrukking (UD) of gezegde (G) is.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Slide 25 - Open vraag

iets uit de mouw schudden

Slide 26 - Open vraag

Stille waters hebben diepe gronden.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

Figuurlijk taalgebruik
SW, UD en G zijn ook voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. Net zoals bij 'drijfzand' (wat niet letterlijk zand is waarop je blijft drijven) dansen de muizen ook niet echt op tafel als de kat van huis is.

Slide 29 - Tekstslide

Creatief met taal
Door te spelen met de letterlijke en figuurlijke betekenis kan je soms een grappig effect creëren zoals in de video van het drijfzand. 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Een koekje van eigen deeg

Slide 32 - Open vraag

Voorbereiding
Je kan je opdracht voorbereiden aan de hand van p 343 - 344 in je werkboek. Volg de verschillende stappen zodat je niets vergeet.

Slide 33 - Tekstslide

Ga nu zelf aan de slag met oefening 12 op p 343.
1) Je bespreekt het spreekwoord, de uitdrukking, het gezegde dat overeenkomt met je klasnummer. bv. Is je klasnummer 8, dan bespreek je 8 'zijn gram halen'.
2) Maak een korte presentatie met powerpoint.
3) Je presentatie bevat: 
              a. de betekenis
              b. de oorsprong
              c. een link met de actualiteit

Slide 34 - Tekstslide

Uploaden
Vooraleer je je presentatie uploadt in Google Classroom, 
vul je de zelfevaluatie in in je werkboek!

Slide 35 - Tekstslide

Veel succes!

Slide 36 - Tekstslide

Etymologie
= de wetenschap die de oorsprong en de geschiedenis van woorden opspoort.
Je zoekt de oorsprong en geschiedenis van woorden op in een etymologisch woordenboek.

Slide 37 - Tekstslide

Zoek een leuk spreekwoord, een gezegde of een uitdrukking op en probeer het uit te beelden. Maak een foto van het resultaat en post het op de volgende slide.

Slide 38 - Tekstslide

Upload je foto hier.

Slide 39 - Open vraag