In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Les 11: figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Tekstslide
Even een opwarmertje...
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Welk spreekwoord gebruik jij wel eens en wat betekent het?
Slide 4 - Open vraag
Lees de tekst op p 141 en beantwoord de vragen.
Maak oefening 2 op p 143.
Slide 5 - Tekstslide
Misschien heb je helemaal geen spreekwoord opgeschreven bij de vorige vraag, want een spreekwoord is niet hetzelfde als een uitdrukkig of gezegde. Zie hier het verschil:
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Eens kijken wat je onthouden hebt...
Sleep de kenmerken op de volgende slide naar het juiste begrip.
Slide 8 - Tekstslide
Spreekwoord
Uitdrukking
Gezegde
Algemene
levenswijsheid
Altijd een zinsdeel
Geen werkwoord
Vaste verbinding van woorden
Onveranderlijk
aangepaste formulering
O en PV
kunnen aangepast worden
Slide 9 - Sleepvraag
Dat was de theorie, maar kan je ze nu ook herkennen?
Quizen maar...
Slide 10 - Tekstslide
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Jong geleerd, is oud gedaan."
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 11 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Het loont de moeite."
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 12 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Met man en macht"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 13 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "van jetje geven"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 14 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Joost mag het weten."
A
Spreekwoord
B
uitdrukking
C
Gezegde
Slide 15 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Het gelag betalen"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 16 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "beter laat dan nooit"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 17 - Quizvraag
Gaat het hier om een spreekwoord, een uitdrukking of een gezegde? "Tot in de kleine uurtjes"
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 18 - Quizvraag
Weet je nog met welk 'spreekwoord' je zelf begonnen was? Noteer het hieronder nog eens opnieuw en noteer tussen haakjes of het een spreekwoord, een uitdrukking of gezegde is.
Slide 19 - Open vraag
Spreekwoorden en uitdrukkingen zoek je in het woordenboek op op het eerste trefwoord.
Slide 20 - Tekstslide
Bijvoorbeeld:
"Honger maakt rauwe bonen zoet"--> trefwoord = honger
"Het loopt de spuigaten uit." --> trefwoord = spuigaten
Slide 21 - Tekstslide
Ga naar een online spreekwoordenboek.
1) Zoek de betekenis op van de gevraagde spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes.
2) Vermeld tussen haakjes of het een spreekwoord (SW), uitdrukking (UD) of gezegde (G) is.
Slide 22 - Tekstslide
https:
Slide 23 - Link
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
Slide 24 - Open vraag
Een koekje van eigen deeg
Slide 25 - Open vraag
Stille waters hebben diepe gronden.
Slide 26 - Open vraag
iets uit de mouw schudden
Slide 27 - Open vraag
Oefening 3, 4, 5 en 6 p 145 - 148
Slide 28 - Tekstslide
Kijk even naar volgend filmpje...
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Figuurlijk taalgebruik
SW, UD en G zijn ook voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. Net zoals bij 'iemand aan de tand voelen' (waarbij je niet letterlijk je hand in iemands mond steekt) dansen de muizen ook niet echt op tafel als de kat van huis is.
Slide 31 - Tekstslide
Doel en effect van figuurlijke taal
- om een grappig effect creëren
- om ingewikkelde dingen op een eenvoudige manier uit te leggen
- om de aandacht te trekken (bv in reclame)
Slide 32 - Tekstslide
Oefening 6 p 147
Leesopdracht p 148-150
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Etymologie
= de wetenschap die de oorsprong en de geschiedenis van woorden opspoort.
Je zoekt de oorsprong en geschiedenis van woorden op in een etymologisch woordenboek.