2H6 - oefentoets H1-4

2H6 - oefentoets H1-4
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2H6 - oefentoets H1-4

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een profetie?
A
Een soort voorspelling
B
Een mooi lied
C
Een professor die eet
D
Een boodschapper van God

Slide 2 - Quizvraag

Veel van de profetieën in het Oude Testament gaan over de Messias. Wat betekent dit woord letterlijk?

Slide 3 - Open vraag

Veel van de profetieën in het Oude Testament gaan over de Messias. Waar denken gelovigen aan als zij het woord 'Messias' horen?

Slide 4 - Open vraag

De Messias 
Bij het woord 'messias' denken gelovigen aan de bijzondere koning die God heeft uitgekozen. Deze koning zal een rijk van vrede en gerechtigheid vestigen waar alles goed zal zijn! 

Slide 5 - Tekstslide

Wie is volgens christenen de Messias?

Slide 6 - Open vraag

Wat deed Jezus waardoor christenen denken dat hij de beloofde Messias is?

Slide 7 - Open vraag

Waar zal de Messias volgens Micha worden geboren (opdracht 4)?

Slide 8 - Open vraag

Jezus - de Messias
Jezus deed veel wonderen. Hij maakte mensen beter die eigenlijk ongeneeslijk ziek waren. Hierover werd ook in de profetieën gesproken, daarom geloven mensen dat hij de Messias is. 

Ook wijzen christenen erop dat veel dingen die in de profetieën verteld werden over de Messias ook kloppen voor Jezus. Bijvoorbeeld dat hij in Betlehem geboren zou worden. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noem je iets dat ingaat tegen wat God zou willen?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent 'Evangelie'?
A
Slecht nieuws
B
Verhaal van Jezus
C
Goede boodschap
D
Verhaal over engelen

Slide 11 - Quizvraag

Wie is geen schrijver van een Evangelie?
A
Marcus
B
Lucas
C
Johannes
D
Paulus

Slide 12 - Quizvraag

Waarom noemen de schrijvers van de eerste 4 boeken van het Nieuwe Testament hun boek een 'evangelie'?

Slide 13 - Open vraag

Evangelie
De schrijvers van de eerste 4 boeken in de Bijbel noemen hun boek 'evangelie', omdat ze goed nieuws te vertellen hebben. Namelijk dat Jezus de langverwachte Messias is. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent de naam 'Jezus'?
A
Zoon van God
B
God redt
C
Gezalfde
D
Bijzonder kind

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent Immanuël?
A
God redt
B
God leeft
C
God met ons
D
God regeert

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'Messias'?
A
God redt
B
redder
C
gezalfde
D
leider

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent 'Christus'?
A
Redder
B
Messias
C
Heer
D
Gezalfde

Slide 18 - Quizvraag

De geboorte van Jezus wordt herdacht met?
A
Kerst
B
Pasen
C
Pinksteren
D
Hemelvaart

Slide 19 - Quizvraag


Toen Jozef ontdekte dat Maria zwanger was
A
Besloot hij met haar te trouwen.
B
Wilde hij de verloving uitmaken.
C
Stuurde hij Maria een tijdje elders.
D
Verscheen hem een engel die zei dat hij naar Egypte moest gaan.

Slide 20 - Quizvraag

Waarom is het zo bijzonder dat de herders worden uitgenodigd voor het feestje?
A
Ze werden midden in de nacht uitgenodigd
B
Ze waren buitenbeentjes
C
Ze waren geen familie
D
Wie moest er dan op hun schapen passen?

Slide 21 - Quizvraag

Waarom waren de herders buitenbeentjes? Noem 2 redenen.

Slide 22 - Open vraag

Herders
Herder waren ruige mannen die vies werk deden en ze werden gezien als niet betrouwbaar. Daarom waren ze buitenbeentjes. 

Slide 23 - Tekstslide

Hoe vonden de wijzen de weg naar de stal?
A
door de kerstverlichting
B
door een ster
C
doordat iemand de weg wees
D
omdat de profeten het hadden voorgezegd

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent het woord
'Advent'?
A
Komst
B
Kaarsen
C
Aftellen
D
Licht

Slide 25 - Quizvraag

De adventstijd is voor christenen de aanloop tijd naar kerst. Hoe lang duurt deze periode?
A
4 dagen
B
4 weken
C
2 dagen
D
2 weken

Slide 26 - Quizvraag

Hoe noemt Jezus zichzelf?
A
De redder van de wereld
B
Het licht van de wereld
C
De genezer van de wereld
D
De profeet van de wereld

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een rabbi?
A
Priester
B
Profeet
C
Rechter
D
Leraar

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent het woord discipel?
A
leraar
B
leerling
C
familie
D
kind

Slide 29 - Quizvraag

Jezus vertelt veel over het Koninkrijk van God. Wie is de baas in dit Koninkrijk?

Slide 30 - Open vraag

Jezus vertelt veel over het Koninkrijk van God. Hoe zal het zijn in dit Koninkrijk?

Slide 31 - Open vraag

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus
A
de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
B
de hemel
C
Kanaän, het land waar Israël woont

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer zal het Koninkrijk van God volgens Jezus over de hele aarde zichtbaar zijn?

Slide 33 - Open vraag

Het Koninkrijk van God 
Het Koninkrijk van God is een plek waar God de baas is en waar alles precies zal zijn zoals God het wil. Het is een plek waar alles goed is; geen pijn, geen verdriet, etc. Jezus vertelt dat dit Koninkrijk klein begint met zijn komst, maar overal op aarde zichtbaar zal zijn als Jezus terugkomt. 

Je zou eigenlijk kunnen zeggen: het koninkrijk van God is als de hemel op aarde komt. Niet na de dood, maar al hier op aarde alles goed! 

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor de 'Bergrede'?
A
De leefregels
B
De preek op de berg
C
De preek van Gods Koninkrijk
D
De grondwet van Gods Koninkrijk

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de boodschap van de Bergrede?
A
Heb God lief en ook je medemens, zelfs je vijand.
B
Leef op een goede manier
C
Doe je best in Gods Koninkrijk
D
Wees eerlijk

Slide 36 - Quizvraag

Welk beroep had Zacheüs?
A
Wetgeleerde
B
Soldaat
C
Belastinginner (tollenaar)
D
Priester

Slide 37 - Quizvraag

Waarom waren mensen niet blij met tollenaars?

Slide 38 - Open vraag

Tollenaars
Tollenaars inden de belasting voor de Romeinen. De Romeinen waren de bezetters van het land Israël en daarom waren tollenaars niet populair. 
Daarnaast vroegen veel tollenaars meer belasting dan nodig, zodat ze zelf rijk konden worden. Daar waren veel mensen ook boos over. 

Slide 39 - Tekstslide

Waarom werd Zacheüs door de mensen buitengesloten?
A
Omdat hij teveel belasting vroeg
B
Omdat hij geld in zijn eigen zak stak
C
Omdat de mensen een hekel hadden aan tollenaren
D
Alle drie zijn waar

Slide 40 - Quizvraag

Wat belooft Zacheüs te zullen doen?
A
de helft van zijn bezit aan de armen geven
B
4x zoveel terug te geven aan de mensen die teveel hebben betaald
C
niet meer teveel te vragen
D
dit allemaal

Slide 41 - Quizvraag

Waardoor kon Jezus wonderen doen?
A
Hij was de Zoon van God
B
Hij had toverformules
C
Hij bezat bijzondere kracht
D
Hij was heel sterk

Slide 42 - Quizvraag

Waarom deed Jezus wonderen?
A
Omdat hij beroemd wilde worden
B
Om de mensen te vermaken
C
Omdat hij van de mensen houdt
D
Omdat hij zich verveelde

Slide 43 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken die je vaak terugziet in verhalen waarin Jezus iemand geneest?

Slide 44 - Open vraag

Kenmerkend voor verhalen waarin Jezus iemand geneest 
1. De mensen zijn vaak 'uitbehandeld': geen dokter kan hen beter maken. 

2. Niemand wordt geweigerd. 
3. De genezing is direct en afdoende. Er is niets meer nodig. 
4. De genezing is eenvoudig: bijvoorbeeld een aanraking of wat zeggen. 
5. De genezing is gratis 
6. Jezus zoekt geen publiciteit, maar vraagt mensen vaak het niet door te vertellen



Slide 45 - Tekstslide

Als Jezus zieken geneest, valt het volgende op:
A
Hij geneest mensen die eigenlijk niet te genezen zijn
B
Jezus stuurt soms mensen weg
C
Hij gebruikt hulpmiddelen of formules
D
het kost geld

Slide 46 - Quizvraag

Waarom kwam Bartimeüs bij Jezus?
A
Hij kon niet lopen
B
Hij was blind
C
Hij was melaats
D
Hij was doof

Slide 47 - Quizvraag

Wat is niet waar voor iemand die melaats was in Jezus' tijd?
A
Je had een huidziekte
B
Je moest heel hard roepen als je eraan kwam
C
Mensen waren bang voor je
D
Je kon gewoon thuis blijven wonen

Slide 48 - Quizvraag