september 22nd

Welcome to Flexles  Engels 
Thursday September 22nd, 2022
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome to Flexles  Engels 
Thursday September 22nd, 2022

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson
Vocabulary about cities/travel
Revise gramamr unit 1 
Work on your own English homework or poster 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Nederlandse woord naar het Engels
in staat zijn,kunnen

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

volledig

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

leuning

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

bestaan uit

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

gemakkelijk

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

openbaar vervoer

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

theetijd

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

tentoonstelling

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

routebeschrijving

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

rotonde

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

rondleiding

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

snelweg

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb nog moeite met grammar 1.1 (one / ones) en wil hier extra uitleg over.
A
JA
B
NEE

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

One<> Ones
A
Ones gebruik je bij meervoud, one bij enkelvoud
B
One gebruik je alleen bij meervoud
C
Ones gebruik je bij enkelvoud
D
One gebruik je bij meervoud en ones bij enkelvoud

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The black suit is nicer than the brown
one / ones.
A
one
B
ones

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paperback or hardcover? Which one/ones do you choose?

A
one
B
ones

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cartoons? I really like the one/ones made by Disney.
A
one
B
ones

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You've got expensive books and cheap one/ones.
A
one
B
ones

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which magazine can you recommend? I would choose that one/ones.
A
one
B
ones

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous
Waar gebruik je de present continuous voor?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig is of aan de gang is.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
I am going to be waiting at the crossroads.
B
I was waiting at the crossroads.
C
I am waiting at the crossroads.
D
I will be waiting at the crossroads.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 26 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
She walks from the car park to the shopping centre.
B
She had been walking from the car park to the shopping centre.
C
She was walking from the car park to the shopping centre.
D
She is walking from the car park to the shopping centre.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the English Wh-questions to the Dutch.
WIE
WANNEER
WELKE
HOE

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct question words to make wh-questions that match the answers.




1.  ________  is the time?  ANSWER:  It's 2:30 in the afternoon.

2. ______  are you so happy? ANSWER: Because I just got a 10 on my exam!

3. ______ can I find the customer service desk? ANSWER: Straight down the hallway. 

4. ________ telephone is this?  ANSWER: It's Luke's. 

5. ________ was that person standing outside? ANSWER: That was my aunt. 

 
who
whose
what
Which 
where
how
why
when

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drag the correct wh-question to the best fitting sentence.
did you travel to school?
did your aunt live?
ice cream flavour would you like?
was your favourite subject?
was that boy talking to?
did you have your test?
were those books on the table?
How
Where
Which
What
Who
When
Why

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Now
You can study/ work on New Interface online
or
you can do your homework
or 
work on your poster

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies