Les 1 Lezen voorkennis

Vooraf


Het afsluitende s.o. leesvaardigheid is vrijdag 17 december.
Vooraf

Als je alle opdrachten de komende vijf lessen maakt en inlevert,
kan dit je tot maximaal 1 punt opleveren voor je s.o. cijfer.

  • Alles is op tijd en compleet ingeleverd (+ 0,5 p)
  • én je hebt duidelijk inzet getoond om de opdracht   
     goed te maken (+ 0,5 p) tot maximaal een 10.
  • Ook als je de lessen online volgt, zijn dit de regels.  Alle werkbladen komen in ELO voor de leerlingen die online de lessen volgen. Je kunt thuis de opdrachten dan maken en inleveren. 
  • Het afsluitende s.o. leesvaardigheid is op vrijdag 17 december. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vooraf


Het afsluitende s.o. leesvaardigheid is vrijdag 17 december.
Vooraf

Als je alle opdrachten de komende vijf lessen maakt en inlevert,
kan dit je tot maximaal 1 punt opleveren voor je s.o. cijfer.

  • Alles is op tijd en compleet ingeleverd (+ 0,5 p)
  • én je hebt duidelijk inzet getoond om de opdracht   
     goed te maken (+ 0,5 p) tot maximaal een 10.
  • Ook als je de lessen online volgt, zijn dit de regels.  Alle werkbladen komen in ELO voor de leerlingen die online de lessen volgen. Je kunt thuis de opdrachten dan maken en inleveren. 
  • Het afsluitende s.o. leesvaardigheid is op vrijdag 17 december. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
...weet ik hoe bepaalde eigenschappen van een tekst samenhangen met de bedoeling van de schrijver.
...kan ik objectief en subjectief taalgebruik herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ga ik schrijven?

Slide 3 - Tekstslide

Voordat een schrijver zich afvraagt wat hij gaat schrijven of waarover heeft hij voor zichzelf al een andere vraag beantwoord.
Waarom ga ik schrijven?
Wat wil ik bereiken met mijn tekst?

Copyright afbeelding: <a href='https://www.freepik.com/vectors/woman'>Woman vector created by macrovector - www.freepik.com</a>
Welke tekstdoelen
ken je?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ga ik schrijven?
Om de lezer te vermaken.
>amuseren
Om de lezer iets te weten te laten komen (te leren).
> informeren
Om de lezer iets te laten doen
(of juist niet).
>activeren
Om de lezer mijn mening te laten overnemen.
>overtuigen

Slide 5 - Tekstslide

Voordat een schrijver zich afvraagt wat hij gaat schrijven of waarover heeft hij voor zichzelf al een andere vraag beantwoord.
Waarom ga ik schrijven?
Wat wil ik bereiken met mijn tekst?

Copyright afbeelding: <a href='https://www.freepik.com/vectors/woman'>Woman vector created by macrovector - www.freepik.com</a>
Het 'waarom' bepaalt allerlei
eigenschappen van de tekst.
structuur
taalgebruik
inhoud
publicatie
(bron)
tekstsoort

Slide 6 - Tekstslide

Informeren: zakelijk taalgebruik en feiten

Overtuigen: meningen en subjectief taalgebruik

Amuseren: subjectief taalgebruik, iets 'mooi willen zeggen'.
structuur

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welke bedoeling kiest de schrijver voor een argumentatiestructuur?
structuur
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke structuur kiest de schrijver als hij kennis wil overbrengen?
structuur
A
voor- en nadelenstructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
verleden-heden(-teokomst)structuur

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

inhoud
De structuur van de tekst bepaalt dus welke informatie in welk deel van de tekst komt te staan.

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld aspectenstructuur
Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?
Inhoud

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

taalgebruik
De schrijver zal ook ijn taalgebruik aanpassen aan de bedoeling die hij heeft met zijn tekst.
Objectief
Subjectief
Neutraal


Zakelijk


Onpartijdig

Feiten
Niet zakelijk, veel bijvoeglijke naamwoorden.  

Gebaseerd op geloof, gevoelens (positief of negatief) of vermoedens

Partijdig

Mening

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke taalgebruik past het best bij een informerende tekst?
A
subjectief
B
objectief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Objectief
Subjectief
Filmrecensie
Nieuwsbericht
Comments op social media
Gebruiksaanwijzing van de tv
Schoolboek

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Funda-opdracht
Vorm een duo.
Ga naar www.funda.nl
Vul in het zoekveld je eigen woonplaats in.
Kies een woning uit en klik hierop.

(demonstreren)


Slide 15 - Tekstslide

Funda openen en demonstreren.
Laat ook zien dat onder 'kenmerken' alle feiten vermeld staan en dus uitsluitend objectief taalgebruik bevat.

In de omschrijving wordt objectieve taal gebruikt, maar ook juist ook veel subjectieve taal.

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Kies een woning uit en klik hierop.
Klik de omschrijving open, zodat de volledige tekst zichtbaar wordt.
Lees de tekst zin voor zin door en ga op zoek naar objectief en subjectief taalgebruik.
Leesdoel: objectief en subjectief taalgebruik herkennen.

Werk op het werkblad.
Noteer zoveel mogelijk objectief taalgebruik in de linker kolom en
subjectief taalgebruik in de rechter.




timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bedoeling van het subjectieve taalgebruik op Funda?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de primaire bedoeling van de schrijver van de teksten op Funda?
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inleveren


Lever je papieren werkblad bij mij in.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies