NK, Kapitel 2, les 6, week 40

Willkommen, heute ist Dienstag
1. Oktober 2024
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Willkommen, heute ist Dienstag
1. Oktober 2024

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
Deel 1:
Weet je weer hoe je moet ontleden in het Nederlands

Deel 2:
Kun je een tekst in de Duitse taal lezen en hierover vragen beantwoorden. 




Slide 2 - Tekstslide

Programma:
* Toets bespreken
* HW nakijken
* Start grammatica van Kapitel 2
* Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
1. Maak online van Kapitel 1, A Sehen -> Aufg. 1,2 und 3
2. Maak in je boek van Kapitel 2, B Wortschatz->
    Aufg. 4 t/m 11
3. Schrijf de woorden van Kapitel 2, NL-DU in je schrift.
    (volgende week niet overgeschreven betekent 5x
      overschrijven) 

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 4
1 das Gesicht
2 die Nase
3 das Ohr
4 der Mund
5 das Auge
6 der Zahn/die Zähne
7 der Finger


8 der Arm
9 die Hand
10 der Rücken
11 der Bauch
12 das Bein
13 der Fuß

Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe 5

1 schlimm – De andere woorden zijn gevoelens
2 das Fieber – De andere woorden zijn lichaamsdelen.
3 sich übergeben – De andere woorden geven aan dat je je verwondt.
4 das Medikament – De andere woorden zijn klachten.


Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 6
Oplossing:
LACHEN IST GESUND

Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe 7

Slide 9 - Tekstslide

Aufgabe 8

Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe 9

Slide 11 - Tekstslide

Aufgabe 10

Slide 12 - Tekstslide

Aufgabe 11

Slide 13 - Tekstslide

Neue Grammatik!

De 1e, 3e en 4e naamval.

Slide 14 - Tekstslide

Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken: 
stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel (dit heb jij gedaan!) 
stap 2:  Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 15 - Tekstslide

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

  • onderwerp: 1e naamval
  • meewerkend voorwerp: 3e naamval
  • lijdend voorwerp: 4e naamval

Slide 16 - Tekstslide

Hoe vind je :

1. onderwerp:  wie/wat + pv
3. meew.vw:     aan/voor wie + pv + ow

4. lijdend vw:   wie/wat + pvow

Slide 17 - Tekstslide

Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich habe meiner Mutter eine Zeitung gekauft
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht

[onderwerp]   [meew. vw]      [lijdend vw]
         1e                            3e                           4e

Slide 18 - Tekstslide

Ontleden (net als in het Nederlands)
4e naamval ➔ lijdend voorwerp
 
vraag: “wie/ wat + onderwerp + gezegde” ? = lijdend voorwerp
 
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht  

Slide 19 - Tekstslide

Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp 
 
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
 
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht  

Slide 20 - Tekstslide

Doe altijd hetzelfde!
Staat er een voorzetsel?
Ja --> kies dan meteen de juiste naamval 
nee --> ga ontleden en vind de juiste naamval

Slide 21 - Tekstslide

Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 22 - Quizvraag

Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 23 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 25 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 26 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk = weektaak
1. Maak online van Kapitel 1, C Hören-> Aufg. 13 + 14
2. Maak in je boek van Kapitel 2, D Lesen->
    Aufg. 15, 16 en 17
3. Maak het oefendocument ontleden


Slide 27 - Tekstslide

Hausaufgaben

1. Maak online van Kapitel 1, C Hören-> Aufg. 13 + 14
2. Maak in je boek van Kapitel 2, D Lesen->
    Aufg. 15, 16 en 17
3. Maak het oefendocument ontleden. 







Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk = weektaak
1. Maak in je boek van Kapitel 1, E Grammatik -> 
    Aufg. 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23

2. Maak online van Kapitel 1, C Hören -> Aufg. 10 , 11

3. Leer de werkwoorden haben en sein in de VT
    Leer het werkwoord werden in de TT


Slide 29 - Tekstslide