TOETS TREDE 8
1 / 29
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welk werkwoord is een wederkerend werkwoord?
A
he trabajado
B
estoy cantando
C
afeitarse
D
hablar
Slide 2 - Quizvraag
Hoe zeg je "ik sta op" in het Spaans.
A
te levantas
B
levanto
C
se levanta
D
me levanto
Slide 3 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in:
despertarse :
Yo ........................a las 8.
despertarse :
Yo ........................a las 8.
A
me despierto
B
te despiertas
C
se despierto
D
te despierto
Slide 4 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in:
Paco y yo .................... en la escuala
Paco y yo .................... en la escuala
A
se aburre
B
nos aburrimos
C
vos aburrís
D
se aburren
Slide 5 - Quizvraag
Hoe zeg je dat je iets VAAK doet?
...................voy al teatro con mi madre
...................voy al teatro con mi madre
A
a menudo
B
nunca
C
a veces
Slide 6 - Quizvraag
Los lunes SIEMPRE tengo clases de música
A
Je hebt soms op maandag muziekles
B
Je hebt regelmatig op maandag muziekles
C
Je hebt elke maandag muziekles
D
Je hebt elke 2 weken op maandag muziekles
Slide 7 - Quizvraag
DE VEZ EN CUANDO almorzamos en un restaurante
A
We lunchen regelmatig in een restaurant
B
We lunchen vaak in een restaurant
C
We lunchen nooit in een restaurant
D
We lunchen soms in een restaurant
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal:
Mañana voy al cine con mi amigo Pedro
Mañana voy al cine con mi amigo Pedro
Slide 9 - Open vraag
El fin de semana voy a visitar a mis padres
Slide 10 - Open vraag
In welke zin staat een gebiedende wijs?
A
¿ Vais a casa?
B
¡ Vete a casa!
C
Voy a casa.
Slide 11 - Quizvraag
beber (tú)
Gebiedende wijs
Gebiedende wijs
A
bebes
B
bebe
C
bebas
D
beba
Slide 12 - Quizvraag
! Pregunta el camino!
Je zegt dit tegen:
Je zegt dit tegen:
A
Je vriend Paco
B
Jouw vrienden Paco en Juan
C
De heer García
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent:
! Ten cuidado ! :
! Ten cuidado ! :
A
Ben voorzichting!
B
Drink je melk op!
C
Kom naar huis!
D
Ga naar huis!
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
almorzar
A
ontbijten
B
dineren
C
lunchen
D
drinken
Slide 16 - Quizvraag
el hábito
A
de gewoonte
B
de vraag
C
de auto
D
het huis
Slide 17 - Quizvraag
lavarse
A
opstaan
B
zich wassen
C
ontbijten
D
zich scheren
Slide 18 - Quizvraag
ponerse la ropa
A
zich vergissen
B
zich aankleden
C
zich scheren
D
zich vervelen
Slide 19 - Quizvraag
maquillarse
A
zich scheren
B
zich vergissen
C
zich opmaken
D
ontbijten
Slide 20 - Quizvraag
el fin de semana
A
volgende week
B
deze week
C
overmorgen
D
weekend
Slide 21 - Quizvraag
! Pon tus cosas en la mesa!
A
Ruim je spullen op!
B
Zet je spullen in de kast!
C
Zet je spullen op tafel!
D
Zet je spullen buiten!
Slide 22 - Quizvraag
!Haz lo que quieras!
A
Doe wat je wil!
B
Luister naar mij!
C
Doe wat ik zeg!
D
Luister naar je ouders!
Slide 23 - Quizvraag
en voz alta
A
zachtjes
B
hardop
C
fluisteren
D
schreeuwen
Slide 24 - Quizvraag
el corazón
A
de neus
B
de mond
C
de ogen
D
het hart
Slide 25 - Quizvraag
la cena
A
het ontbijt
B
het avondeten
C
de lunch
D
het diner
Slide 26 - Quizvraag
el periódico
A
het boek
B
het tijdschrift
C
de krant
D
de film
Slide 27 - Quizvraag
despedirse
A
afscheid nemen
B
begroeten
C
zich scheren
D
zich noemen
Slide 28 - Quizvraag
volver
A
weg gaan
B
terug keren
C
omkeren
D
vliegen
