6.2 Het gaat om de winst! (3 lessen)

Hoofdstuk 6 Productie en markt
6.2 Het gaat om de winst

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Productie en markt
6.2 Het gaat om de winst

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 6.2

- Wat is brutowinstopslag en hoe moet je dit berekenen?

- Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?

- Hoe bereken je de brutowinst en nettowinst?

Slide 2 - Tekstslide

Van inkoopprijs naar consumentenprijs

Slide 3 - Tekstslide

Hoe gaan we dat doen?

A. Zelfstandig, zonder overleg zelf ontdekken. Bladzijde 164.

B. Klassikaal (uitleg, oefensom in 2 min. ... ...)


Afsluiten: check-out vraag + inleveren. Beheers je het of misschien nog niet? Volgende les vervolg...

Slide 4 - Tekstslide

Prijsopbouw t-shirt
Welke kosten zitten er allemaal 'verstopt' in de €29 van dit mooi shirtje?

Bedenk er zoveel mogelijk.
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

inkoopprijs
Brutowinstopslag                
verkoopprijs
brutowinstopslag
Het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen.

Slide 7 - Tekstslide

  • Verkoopprijs = Inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinstopslag
De inkoopprijs is €0,43
De brutowinstopslag is 85%
Wat is de verkoopprijs??
Inkoopprijs
€0,43
Brutowinstopslag
85%          +
€0,37
Verkoopprijs
€0,80

Slide 9 - Tekstslide

Maken opgaven blz. 164
Klaar? Maken 1 en 3

Resultaat: Je weet hoe je rekent van de inkoopprijs                     naar de verkoopprijs
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is BTW?

Slide 12 - Tekstslide

BTW = Belasting toegevoegde waarde


Tarieven:
9% btw (levensbehoefte)
21% btw (luxe producten)

  • Wie ontvangt de BTW uiteindelijk?

Slide 13 - Tekstslide

Consumentenprijs
De prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Let op!!! De consumentenprijs is altijd meer dan 100%!!!

Slide 14 - Tekstslide

Maken 1 t/m 6 blz. 164
Klaar? Maken 7 en 8



Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Productie en markt
6.2 Het gaat om de winst!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefensom
Tooren BV koopt bij de groothandel rekenmachines in voor 5 euro per stuk.

Hij wil deze rekenmachines doorverkopen aan zijn leerlingen en rekent met een brutowinstopslag van 65%
Ook moet er 21% BTW betaalt worden.

Bereken de consumentenprijs
timer
3:00

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met btw
Consumentenprijs: de prijs inclusief btw, dit moet je in de winkel betalen als je iets koopt.

Verkoopprijs: de prijs voor een artikel zonder de btw, dit ontvangt het bedrijf.

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel btw zit in de consumentenprijs?
Voorbeeld: 
De prijs van een computergame is €22,75 (incl. 21% btw)

Hoeveel is de btw?

Stap 1: Hoeveel procent is de consumentenprijs?
Stap 2: Hoeveel procent is de btw?
Stap 3: Bereken de btw (Gebruik een verhoudingstabel!)

Slide 20 - Tekstslide

Maken opgave 8 blz. 166
Klaar? Rekenen 5 t/m 15 blz. 182

Resultaat: Je weet hoe je rekent van de inkoopprijs                     naar de consumentenprijs 
timer
8:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Weten we het nog?
  •  De inkoopprijs van een televisie is €250,- 
  • De brutowinstmarge is 40% en de BTW is 21%
  • Wat is de consumentenprijs?

  • Een iPad kost €599,- incl 21% BTW. Wat kost deze iPad zonder BTW?

Slide 23 - Tekstslide

Afmaken
- 6.2: 1 t/m 8 blz. 164
- Rekenen 5 t/m 15 blz. 182

= Huiswerk volgende week


Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Productie en markt
6.2 Het gaat om de winst!

Slide 25 - Tekstslide

Wat is omzet?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de inkoopwaarde?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de brutowinst?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welke kosten heb je nog meer?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Maken opgave 10 blz. 167
Klaar? Maken 9 t/m 11 + Rekenen 16 t/m 22 blz. 183


Resultaat: Je weet hoe je het afzet en omzet moet rekenen
timer
8:00

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld opgave

Jeroen verkoopt popcorn in een bioscoop. 
Deze maand heeft hij 2680 bakken popcorn verkocht voor een verkoopprijs van €2,49 per stuk. 
Deze popcorn koopt hij in voor €1,82 per bak. 
Daarnaast heeft hij de volgende kosten:
 -Huur van het kraampje in de bioscoop: €550
 -Loonkosten voor René, die hem in het weekend helpt:€350
 -Energiekosten:€220

Bereken de brutowinst en de nettowinst van Jeroen.

Slide 39 - Tekstslide

Maken:
- 6.2: 9 t/m 11 
- Rekenen 16 t/m 22 blz. 183

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Afmaken opdracht 9 t/m 11 (blz. 171)
Hoe? Individueel
Hulp? 6.2 nogmaals lezen -> toch lastig? Hulp vragen aan de docent
Klaar? Rekenen 16 t/m 19 (blz. 183)

Huiswerk= 6.1 + 6.2 + Rekenen 16 t/m 19

Slide 41 - Tekstslide