5.7 Grammatica: bijwoordelijke bepaling

Lezen
timer
10:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen
  1. Wat is het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking?

  2. Wat is waar over deze woordgroepen: op dreef zijn - in de vingers hebben - op peil blijven

    A: Eén is een spreekwoord, de andere twee zijn uitdrukkingen.
    B: Het zijn alle drie spreekwoorden. Daarvan veranderen de woorden nooit.
    C: Het zijn alle drie uitdrukkingen. Je mag de woorden veranderen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Blz. 104:
  • Opdracht 15c:
    5 spreekwoorden en uitdrukkingen. Schrijf de betekenis op.

  • Schrijf één spreekwoord of uitdrukking op die jij vaak gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
    

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
     Zonder toezicht wordt er van alles gedaan wat niet mag.
2) Krakende wagens rijden het langst.
   

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
     Zonder toezicht wordt er van alles gedaan wat niet mag.
2) Krakende wagens rijden het langst.
     Mensen die vaak ziek zijn, worden vaak toch heel oud.
3) Je uit de naad werken.
    

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
     Zonder toezicht wordt er van alles gedaan wat niet mag.
2) Krakende wagens rijden het langst.
     Mensen die vaak ziek zijn, worden vaak toch heel oud.
3) Je uit de naad werken.
     Heel hard werken
4) Van een mug een olifant maken.
   

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
     Zonder toezicht wordt er van alles gedaan wat niet mag.
2) Krakende wagens rijden het langst.
     Mensen die vaak ziek zijn, worden vaak toch heel oud.
3) Je uit de naad werken.
     Heel hard werken
4) Van een mug een olifant maken.
     Iets veel belangrijker maken dan het is, iets erger doen lijken dan het is.
5) Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.
   

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1) Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
     Zonder toezicht wordt er van alles gedaan wat niet mag.
2) Krakende wagens rijden het langst.
     Mensen die vaak ziek zijn, worden vaak toch heel oud.
3) Je uit de naad werken.
     Heel hard werken
4) Van een mug een olifant maken.
     Iets veel belangrijker maken dan het is, iets erger doen lijken dan het is.
5) Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.
     Je kunt beter tevreden zijn met wat je hebt, dan te verlangen naar de vele dingen die je 
     misschien nooit zult krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
DOEL:
  • Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is.
  • Je kan een bijwoordelijke bepaling herkennen..

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
Deze zinsdelen ken je al:
  • werkwoordelijk gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp


Voorbeeld:      Luuk heeft zijn enkel verstuikt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
Deze zinsdelen ken je al:
  • werkwoordelijk gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
NIEUW: bijwoordelijke bepaling

Voorbeeld:    Luuk heeft tijdens de wedstrijd zijn enkel verstuikt.
                           Luuk heeft zijn enkel op het voetbalveld verstuikt.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat extra informatie geeft.

Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
  • tijd                           (wanneer?)
  • plaats                     (waar?)
  • middel                   (waarmee?)
  • oorzaak/reden   (waarom? waardoor?)
  • hoeveelheid        (hoeveel?)
  • richting                 (waarheen?)
  • hoedanigheid    (hoe?)

Slide 13 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
H 5.7: Grammatica
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat extra informatie geeft.

Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
  • tijd                           (wanneer?)
  • plaats                     (waar?)
  • middel                   (waarmee?)
  • oorzaak/reden   (waarom? waardoor?)
  • hoeveelheid        (hoeveel?)
  • richting                 (waarheen?)
  • hoedanigheid    (hoe?)
Voorbeeld:
Luuk heeft tijdens de wedstrijd zijn enkel verstuikt.
Luuk heeft zijn enkel op het voetbalveld verstuikt.

Slide 14 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
H 5.7: Grammatica
Oefenen!

Ga naar blz. 116.
  • Maak opdracht 6.
  • Ben je klaar? Ga verder met opdracht 9 (= huiswerk).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen
Vragen:
  1. Wat is een 'bijwoordelijke bepaling'? Leg in eigen woorden uit.
  2. Op welke vragen kan een bijwoordelijke bepaling antwoord geven? Geef vijf voorbeelden.
  3. Waarom benoem je eerst pv, wg, o, lv en mv en pas daarna de bijwoordelijke bepaling?
  4. Heeft elke zin een bijwoordelijke bepaling?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
blz. 118, opdracht 9 (d-f)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Dicteewoorden:
  1.  
  2.  
  3.  
  4.  

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Dicteewoorden:
  1.  egoïstisch
  2.  kopiëren
  3.  's ochtends
  4.  smeuïg
  5. vwo'er

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
DOEL van vandaag:
  • Je kan in een tekst de bijwoordelijke bepalingen herkennen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
blz. 117, opdracht 7

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H 5.7: Grammatica
Ga naar opdracht 8:
- Maak de opdracht direct in het boek of in je eigen schrift.
- Je werkt bij deze opdracht in tweetallen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets H4 bespreken

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen: bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
Herhalen: bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat extra informatie geeft.

Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
  • tijd                           (wanneer?)
  • plaats                     (waar?)
  • middel                   (waarmee?)
  • oorzaak/reden   (waarom? waardoor?)
  • hoeveelheid        (hoeveel?)
  • richting                 (waarheen?)
  • hoedanigheid    (hoe?)
  • (rest)

Slide 30 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
Herhalen: bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat extra informatie geeft.

Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
  • tijd                           (wanneer?)
  • plaats                     (waar?)
  • middel                   (waarmee?)
  • oorzaak/reden   (waarom? waardoor?)
  • hoeveelheid        (hoeveel?)
  • richting                 (waarheen?)
  • hoedanigheid    (hoe?)
  • (rest)
blz. 114, opdr. 1, zin a:

Heb jij op dit moment een speciaal iemand

in je leven?

Slide 31 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
Herhalen: bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat extra informatie geeft.

Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
  • tijd                           (wanneer?)
  • plaats                     (waar?)
  • middel                   (waarmee?)
  • oorzaak/reden   (waarom? waardoor?)
  • hoeveelheid        (hoeveel?)
  • richting                 (waarheen?)
  • hoedanigheid    (hoe?)
  • (rest)
blz. 114, opdr. 1, zin b:

De meeste mensen wensen nog steeds

liefde op het eerste gezicht.

Slide 32 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
Herhalen: bijwoordelijke bepaling

c) Volgens het blad Quest kun je verliefdheid ook 'afdwingen'.

d) Werk met een onbekend iemand een vragenlijst van 36 vragen af.

e) Daarna kijk je vier minuten lang heel intens naar elkaar.

f) Veel proefpersonen voelden na afloop vlinders in hun buik.

Slide 33 - Tekstslide

andere werkwoorden met vaste voorzetsels?
blz. 117, opdracht 7

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies