Woordenschat 1.2

Herhalen
Wat betekent het onderstreepte woord:
1. 

2. Noem een synoniem van drinken.

3. Wat is het tegenovergestelde van vriezen?



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen
Wat betekent het onderstreepte woord:
1. 

2. Noem een synoniem van drinken.

3. Wat is het tegenovergestelde van vriezen?



Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Woordenschat 1.2
Woordenschat 3.1

Slide 2 - Tekstslide



Woordenschat 


1.2 Betekenis afleiden uit het woord

Slide 3 - Tekstslide



Doel


Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit het woord zelf

Slide 4 - Tekstslide

Theorie
Je kunt de betekenis van een moeilijk of onbekend woord soms raden door goed te kijken:

- Is het woord samengesteld? (bestaat het uit meerdere woorden?
-Staan er voor- en/of achtervoegsels bij een woord dat je kent?
- Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?

Slide 5 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 6 - Tekstslide

Nu Suze vijf jaar in Spanje woont, spreekt ze eindelijk accentloos Spaans.

- accentloos -
A
met een accent
B
zonder accent

Slide 7 - Quizvraag

Met vrijwilligerswerk kun je een betekenisvolle bijdrage leveren aan onze samenleving.

- betekenisvolle -
A
met weinig betekenis
B
van veel betekenis

Slide 8 - Quizvraag

Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogen die daarna kwamen.
- herdenken -
A
opnieuw aan iets of iemand denken
B
niet meer aan iets of iemand denken

Slide 9 - Quizvraag

De snelle temperatuurwisselingen van de afgelopen maanden zijn ongunstig voor de mens en de natuur.
- ongunstig -
A
heel goed
B
niet goed

Slide 10 - Quizvraag

Pas drie uur na het ongeval was de weg weer begaanbaar.

- begaanbaar -
A
je kunt eroverheen lopen of rijden
B
je durft er niet op te lopen of te rijden

Slide 11 - Quizvraag

Voorvoegsels uit het latijns:

Slide 12 - Tekstslide

Contra....
A
nieuw
B
tegen
C
half
D
voormalig

Slide 13 - Quizvraag

Semi.....
A
nieuw
B
half
C
lucht
D
na

Slide 14 - Quizvraag

post
A
voormalig
B
lucht
C
na
D
tegen

Slide 15 - Quizvraag

hydro
A
nieuw
B
half
C
na
D
lucht

Slide 16 - Quizvraag

ex........
A
voormalig
B
lucht
C
na
D
tegen

Slide 17 - Quizvraag

neo....
A
na
B
lucht
C
nieuw
D
tegen

Slide 18 - Quizvraag

3.1 Moeilijke woorden

Slide 19 - Tekstslide

Welke moeilijke woorden horen bij jouw beroep/ opleiding?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag in 2-tallen
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig
1.2 Opdracht 2,3 en 4
3.1 Opdracht 1
Klaar?
Oefenen met de woordenschattrainer op de methode.

Slide 24 - Tekstslide

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 25 - Tekstslide